
Temidden van kaalgeploegde maïsakkers, onder een neerdrukkend apocalyptisch verduisterend zwerk, ligt Kabul op de Veluwe. Als het ergens somber kan, dan hier altijd nog somberder. Het is een dunbevolkte streek, de eenvoudige bevolking ploetert op het land en de dorpsraad poogt de inwoners tegen de grote boze buitenwereld en haar kwalijke invloeden zo goed en zo kwaad mogelijk te beschermen. Een dag per week – en als dat zo uitkomt liefst nog wat vaker voor een begrafenis of een andere geestelijke vermaning – legt men de landbouwwerktuigen neer en volgt men de dwingende roep van de lokale imans, die hier niet zozeer vanaf de minaretten klinkt, dan wel via overlevering van generatie op generatie, van gemeentelid op gemeentelid, waarbij geen ruimte is voor een afwijkend geluid.
Men kleedt zich overeenkomstig het harde werken in het zweet des aanschijns. Geen tijd en plaats voor fleur of frivoliteiten, en al helemaal niet voor frivole tieten. Dat is de wereld, dat is Kelly of het boze oog, en dat is dus slecht. Dat is sinds heden ook Mulisch, een geperverteerd schrijver uit de grote stad.
Die heeft een onwelgevoeglijk boek geschreven over dingen die hier niet gebeuren. Hier niet. Niet in Kabul op de Veluwe. Het boek gaat over twee deernen, die iets met mekaar hebben. O, gruwel.
Gelukkig wonen er hier een aantal hoeders over de plaatselijke zeden. Zij beschermen ons tegen het kwade, ook hen die eigenlijk wel eens wat meer van dat kwade zouden willen lezen of horen. Een der hoeders bestaat uit de plaatselijke OPENBARE bibliotheek, gevestigd in wat ooit een poel des verderfs, namelijk een schouwburg, was. Kan het treffender. Het goede overwint het kwade. Het goede, dat is: streekromans, grote letterboeken, familieromans over oude, boerengeslachten. Boeken van schrijfsters met dubbele namen, boeken over frissche jongelui die op zaterdagavond een mooie legpuzzel onder het gelige licht van de gaslamp maken. Over meisjes, die gezellig in een clubje borduren of ander verstelwerk voor moeder doen. Over een lekker recept voor aardappelen met jus, spruitjes en een dik stuk doorregen vleesch. Dat zijn nuttige en leerzame boeken. Daar past geen Mulisch bij, geen vieze woorden; die strepen we door of we gebruiken die bladzijde om straks de boekverbranding weer een beetje verder aan te wakkeren. Wij koesteren hier in Kabul onze oude tijden. Wij weten wel wat goed voor ons is…….
