Nieuwe buren

Nieuw buren

Op mijn leeftijd – eigenlijk al gedurende mijn gehele leeftijd – kan ik slecht tegen veranderingen. Ik denk dat ik dan ook minstens een ernstig aantal syndromen en andere afwijkingen heb: ik ben autistisch, ADHD’er, sarcastisch, cynisch, een zeurkous, links, en overal bang voor.

Ik heb dat niet van een vreemde. De dader is mijn moeder. Kinderen, kom toch niet langs, want in Siberië sneeuwt het al vreselijk. Op vakantie kun je het veiligste maar naar Nunspeet gaan, dat is op het randje. O, heb je visite op je verjaardag? Nou, dan komen we wel op een ander moment langs.

Eng, eng, eng. Bang voor alles. Niks durven. De gymnastiekles vroeger was een gruwel. Bij het binnenkomen van de zaal, na het omkleden in een afgrijselijke koude en naar kinderzweet stinkende kleedkamer, hingen daar als stroppen voor de ter dood veroordeelde de ringen, martelwerktuigen uit mijn door sport verpeste jeugd. “Voorover uitduikelen!” was het bevel dat gelijk stond aan “Stort je zelf nu in de afgrond!” Links en rechts werd vol overgave enthousiast voorover uitgeduikeld, keer op keer, en ik stond daar, op één been, moeilijk balancerend met het andere deels in een van de ringen gestoken, moeizaam te stuntelen en nét zo lang tijd te rekken tot de gymleraar het opgaf en mijn beurt voorbij zou zijn, de ogen van vele klasgenoten honend op mij gericht.
Soms -hoe vreselijk- had de leraar meer geduld, en kwam naar mij toe en wrong mijn benen in die ringen. De ellebogen vóór de touwen houden, dat gruwelijke moment van het los moeten laten en weer overpakken, en dan die duw in je rug, de grond komt razendsnel op je af, je valt te pletter, krakend breekt je neus. Op de één of andere manier zwiepte ik dan toch weer net vrij van de grond, en duizelend kon ik mijn voeten uit de ringen halen, Voorover uitgeduikeld, en nu maar hopen dat het toch minstens weer vijf weken zou duren vóórdat deze oefening weer aan de orde zou komen.

Nee, dan paalklimmen; niet te hoog natuurlijk, maar dat was een oefening die ik nog met enig plezier kon verrichten. Je zag tenminste niks op je afkomen, je kon je met al je ledematen aan die paal vastklemmen, stijgen tot de onvoorstelbare hoogte van toch zeker wel 3 meter, om daarna – je onderlijf tegen die paal geperst – weer omlaag te zakken, je daarbij afvragend waar dat ongekend vreemde maar prettig kriebelende gevoel tussen je benen vandaan kwam. De klimpaal, de poort naar je puberteit.

Sommige mensen hebben een overdreven behoefte aan vastigheid, zekerheden, je krijgt het mee van je ouders. Je hele leven heb je geroepen: “Ik ga dat anders doen, niet zoals zij dat deden”. En toch, op de een of andere manier, kopieer je steeds bepaald gedrag. Mijn ouders hadden iets met buren, altijd. Die man links hield het met een andere vrouw, dat stel rechts had een grotere auto en die man was manager, dus de vijand van de arbeider.

De overbuurvrouw, die roddelt over je, en die komt steeds maar aan de deur met een smoesje om binnen te komen. En ik ga beslist niet naar de gezellige avond van de bewonersvereniging, stel je voor, ik ken die mensen niet. Zó werd mijn  moeder oud, in een wereld vól gevaren, vol mensen met bijbedoelingen, vol mensen die je moest wantrouwen.

Ik heb daar dus dingen van. Nu weet ik dat van mijzelf, dat scheelt. En kan ik dat dus als excuus gebruiken om het zelfde gedrag te vertonen jegens bijvoorbeeld nieuwe buren. Woonde ik in Amsterdam, op driehoog achter, dan hingen mijn kozijnen vól met spionnetjes.
Mijn eerste buren verkochten na een aantal jaren hun huis naast het onze in een redelijke volksbuurt. een arbeidershuisje, gebouwd in de jaren twintig, met muizen achter het gehang, een eeuwig kapotte riolering en voortdurend lekkende daken. “Ga daar toch niet wonen!” riepen mijn ouders natuurlijk. En ja hoor, de nieuwe buren kwamen uit Turkije. Tot diep in de nacht ronkende diesel-Mercedessen voor je deur, voortdurend tien man over de vloer, en echt, een geit in de achtertuin..Wás het een keer stil, dan besteedde je dat schaarse moment aan gefixeerd zitten wachten tot de herrie weer begon  Alle vooroordelen van mijn ouders natuurlijk weer in één klap bevestigd.

Daarna een ander huis, op stand, zeg maar. Aan de ene kant een vrouw alleen, aan de andere kant een oudere zoon met zijn nog oudere vader en  moeder. De zoon was autogek. Maakte wereldreizen. Kwam-ie terug van vakantie, vroeg je hoe het in China was geweest, en dan kreeg je: “Ja goed, maar wat ziet die auto er na drie weken uit zeg!”
Op een dag politie voor de deur, een ambulance. De vader had zich in het trapgat verhangen. Enge buren.

Verhuisd. Naar dorpje B. op de Veluwe. Het christendom als een soms verstikkende deken van rust en stilte. Diverse buren, leuke buren. Op een dag gingen de leuke buren weg. De wild en woest begroeide kruiden- en bloementuin werd vernietigd, en volgebouwd met speeltoestellen in een formaat waar Walibi World bij verbleekt  een trampoline lanceerde uren lang krijsende hoofden boven de schutting, ik zocht naar sequoia’s om de klimtoren aan het hoog te onttrekken. De vader kluste eeuwig, Ik verdenk hem ervan, ná het klaren van een klus de bedoel weer te hebben afgebroken, om toch vooral maar iets te boren, te zagen of te spuiten te hebben.

Op een verlossende dag stond daar dan toch het bord “Te koop”. De bevrijding was nabij. Aan de andere kant: wat zou er terug komen. Ergens hoopte ik op refo’s; die zijn hier rijk vertegenwoordigd, zondags doodse stilte, maar ja, wél  minstens vijf kinderen die niet in de hand gehouden worden zodra ze van het erf af zijn. In de tussentijd werd het verhuurd. Dat zouden dan wel Polen worden, met drankgelagen, twintig man, en oude wrakkige auto’s. Maar dat viel mee: een doodstil stel, hier in B. geboren en getogen.

Nu zijn er dan de nieuwe buren. Angst en beven, waar mijn vrouw denkt van “Ha, leuk!” Andere ouders gehad, andere opvoeding. De nieuwe buren zijn voortvarend te werk gegaan. Een enorme verbouwing. Cementstormen, betonregens, gruishagels, halve aardbevingen, alle bedrijfswagens van bouwend Nederland voor de deur.

Maar nu is het klaar. Ik heb dít geleerd: ik maak me weer voor niks druk. Ik zie veel te veel beren en bomen. Het ziet er prachtig uit nu. De troep is opgeruimd. De auto is toch niet weggevreten door beton. Van je buren moet je het hebben; jong, aardig en energiek. Niet bang voor verzuurde oude en achterdochtige buurmannen zoals ik. Misschien moet ik maar eens veranderen. Het kan nog. Straks gaan we even een bloemetje brengen, als welkomst geschenk. En dat was wél mijn idee!

2 antwoorden op “Nieuwe buren”

  1. Gossie ik herken me zelf alleen reageer ik niet zo lijdzaam. Bezorg je mij overlast dan zal ik eerst proberen er met een gesprek uit te komen.

    Helaas dat levert hoogstens kortstondig iets op. Ja dan ga ik los. Zet je de muziek hard . Ik zet hem harder. Maak je me in de nacht wakker met wat dan ook dan maak ik jou twee keer wakker enz. enz.

    En werkt dat? Ja uiteindelijk lijdt het bijna altijd tot een gewapende vrede/stilte. Jammer dat het zo moet maar sommige mensen menen dat ze alles kunnen maken , onder de dooddoener het is toch mijn huis!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *