Straks moet ik bloed prikken. Ooit sloeg mijn hart op hol – ja, ook voor mijn vrouw -, maar dat is blijkbaar zó goed bevallen dat het wat vaker gebeurt, te vaak zelfs. Dat houdt in dat ik gemiddeld eens in de twee weken een dagje naar lucht loop te happen. ‘Stress’ zegt mijn vrouw en ’te veel snoepen’, ’te veel hangen voor de buis of achter de computer’, wat dan weer nieuwe stress oplevert.
Een eerste operatie heeft niet geholpen, en een nieuwe poging staat op stapel. Maar goed, volgens de specialist kan ik er honderd mee worden als ik maar zorg dat ik geregeld mijn pilletje neem. En daarvoor moet geregeld mijn bloed op de juiste dikte gecontroleerd worden. Dat is elke keer weer een enerverende ervaring. In het dorpje B. op de Veluwe, waar ik woon, gebeurt dat in een soort huisartsenpost annex apotheek, centraal gelegen naast de wekelijkse vogeltjesmarkt.
Het gebouw vervult dan ook een sterk sociale functie. Je zou de indruk krijgen dat alle inwoners van B. en alle bezoekers van de vogeltjesmarkt geplaagd worden door vreselijke kwalen en te dik bloed, want het is daar altijd een drukte van belang, en in zwaar dorps dialect worden allerlei lichamelijke afwijkingen in geuren en kleuren besproken; de kleur van de ochtend-urine, de etterende abcessen, een overvloed aan sputum; Hiëronimus Bosch had er een treffend dorpstafreel van kunnen maken, compleet met chirurgijn die de met brandewijn verdoofde patiënt enkele verrotte kiezen uit de bek trekt.
Ik probeer in de rij der wachtenden altijd zo min mogelijk aawezig te zijn, in grote vrees dat men mij ook gaat bevragen naar mogelijke klachten als te lang nadruppelen of zo. Het prikken gebeurt met wijd openstaande deur, zodat alle aanwezigen de medische handelingen op de voet kunnen volgen en becommentariëren. Altijd wil ik de deur dicht doen bij binnenkomst, maar direct is daar dan een snibbige zuster die mij gelast de deur weer open te zetten. Vanuit een ooghoek zie je dan die wiegelende koppen voor de deur, als ware ik een circusattractie in de vorm van de dame met drie borsten.
Op de een of andere manier tref ik altijd personen vòòr mij, die een heel gesprek beginnen met de prikjuffrouw, of die uitgebreide bloedtests moeten doen, of die met hun tassen en jassen verstrikkeld raken in de handvatten van de rollator, of die ernstig hardhorend zijn waardoor de juffrouw vijf minuten lang haar instructies door het pand moet brullen vóórdat de patiënt begrijpt dat hij het verkeerde formulier heeft meegenomen en dus eerst weer naar huis moet, of die volledig omzwachtelde armen hebben wat dan eerst weer verwijderd moet worden, dat soort dingen. ’t Is net als bij de supermarkt: denk je een bijna lege kassa te hebben, is de kassarol verstopt, of een product niet geprijsd, of de klant is iets vergeten. Dat heb ik nu altijd.
Die nieuwe operatie kan mij niet snel genoeg komen. Nu ga ik naar het dorp, voor de prik. Over een paar uur ben ik wel terug hoop ik. Met veel te hoge bloeddruk.