Weg van hier: Carnaval

 

Het verschrikkelijkste feest ter wereld is zonder twijfel carnaval. Nog erger wordt het, als de viering plaats vindt in dorpen als Tweede Exlooërmond of Barneveld ( voor de UVA-studenten: beide dorpjes liggen bóven de grote rivieren, en die op hun beurt liggen weer in midden-Nederland). Kijk, met carnaval in het zuiden van Nederland heb ik niet zo veel moeite. Brabanders en Limburgers bezitten nu eenmaal – jah , laat ik het niet te kwetsend zeggen – flink minder hersencellen dan personen uit het noorden en midden des lands, hetgeen zich uit in het praten met een zachte  ‘g’  en wereldvreemd taalgebruik als “ons mam” en “ons pap”. Begrijpelijk dat men dan troost zoekt in het als Bokito verkleed rondhupsen en het slaken van fijnbesnaarde kreten als “Heja, hoja, jahaaaa!!” . Men kijkt daar een heel jaar naar uit, en m’neer P’stoor doet misschien ook wel mee.

De festiviteiten in de in het begin van mijn stukje genoemde plaatsjes en soortgelijke gehuchten bestaan in het algemeen uit een “feest” in de plaatselijke kroeg, de dag daarop gevolgd door een optocht van enkele versierde trekkers met aanhanger. Een en ander wordt meestal in de gietende regen en snijdende wind gadegeslagen door een tiental kleumende dorpsgenoten, die de volgende middag blijkbaar nog in staat waren zich van de barkruk te laten vallen om met rode neuzen van drank en kou naar de openbare weg te kruipen. 
Op de praalwagen- een enigszins schoongeveegde aanhanger waarin normaal varkens naar de slacht worden vervoerd- bevindt zich een tiental corpulente en jolige heren van middelbare leeftijd. Ze hebben vaak een brilletje met goudkleurig montuur ( Hans Anders ), bijna allemaal zo’n James Last-ringbaardje, een bierbuik en een slecht zittende smoking met een wittig overhemd, wat ontsierd wordt door vlekken eigeel en schroeigaatjes van gemorste as. Bij een enkeling staat de gulp nog open ( ze plassen natuurlijk allemaal staand en hevig spetterend ). Op hun hoofd een soort muts waarop wat uit de vogelpest-crisis overgebleven verlepte veren, en om hun nek hangen wat onbestemde versierselen van goudkleurig plastic, uit de zomeruitverkoop van de feestwinkel in de grote stad.  Met enige moeite houden zij zich in de gure wind staande en af en toe roepen zij iets van “Alaaf!”, maar niet te hard want je staat natuurlijk behoorlijk voor joker op zo’n kar en je bent ook niet meer zo helder bij je hoofd na de afgelopen nacht, dus elk geluidje doet zeer.

Na tien minuten is de tocht voorbij en kan men het etablissement weer in. Dat was dan weer het carnaval in B., voor de gelegenheid omgedoopt tot “Kiependaarp” of zoiets. De toeschouwers gaan weer verder met de boodschapjes bij de plaatselijke super en knabbelen wat aan hun Hema-worst. Ja, doe mij maar de lunchroom van de Hema eigenlijk, dat is pas ècht feest!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *