Hangen

In een of ander onderwijsblad stond vandaag een foto van een groepje knullen in een klas: drie onderuit gezakte lieden, met de benen wijd, hangend op de stoel alsof die een deel van hun lichaam moest worden, en het hoofd nèt iets boven de tafel uit. Geen boeken of zo voor de neus. Die neuzen waren trouwens überhaupt slecht zichtbaar, want alle drie waren ze gehuld in dikke winterjacks of sweaters, met capuchon en das, en natuurlijk het onvermijdelijke honkbalpetje op het hoofd.  Kan ook niet zonder mobieltje. “Wil je dat even uitdoen”; voor de vorm drukken ze dan ergens op, en even later hé, wat raar, ik had hem toch echt uitgezet meneer. Beetje toonbeeld van de moderne scholier dus, die om ondoorgrondelijke redenen altijd met de jas aan in de klas moet hangen, als ware daar een nieuwe ijstijd ingetreden. Ook qua beweeglijkheid lijkt de permafrost bij velen te hebben toegeslagen. Daar heb je er dan vijfentwintig van geregeld voor je neus.

Zo’n foto is duidelijk door iemand van “inside” de school genomen, ten behoeve van dit artikel. De slachtoffers hadden er duidelijk geen zin in. Wat is dat toch, dat niet op de foto willen?  Zodra ook maar ergens een camera in de buurt komt, hult men zich in jacks, sjaals en capuchons, of men poogt tot voorbij het laaghangend kruis van zo’n baggy broek weg te zakken. Alsof het lieden met een strafblad betreft, of zo’n shot wat je wel eens op het journaal ziet, waarbij vanuit een auto een groepje hangjongeren wordt gefilmd. altijd dat wegduiken….

Nee, dan moet je ze op Hyves zien. Men doet de grootste moeite om maar bij iedereen met een mobieltje waar een camera op zit, in beeld te komen, bij voorkeur in de meest onvoordelige poses. Dikke neuzen vak voor de lens, veel van die rap-gebaren  met drie vingers omlaag, en vooral om mekaars nek hangend tijdens een gezellig avondje coma-zuipen. Je uiterlijk is dus voor de doorsnee puber reuze belangrijk, maar dat mag alleen maar door een leeftijdgenoot worden gezien. Niet door zo’n bejaarde gek vanachter een fotocamera, omdat die zo nodig je kop in een of ander onderwijsblad wil hebben. Je zal wel gek zijn, een beetje rechtop gaan zitten: straks lijkt het nog of je wat doet. Wat zullen je vrienden daar wel niet van zeggen. Jas aan, pet op, en hangen maar. Vèt man, yessss.

Maar ach, op de een of andere manier steken ze toch wat op, hoewel het natuurlijk weer reuze genant is om daar voor uit te komen. We zullen er dus maar aan moeten wennen, aan die petjes en dat gehang. Als docent moet je enorm fantasievol wezen. Zie ze dus maar voor je geestesoog in een keurig schooluniform of zo. Het verstand komt met de jaren, en eigenlijk is er helemaal niks veranderd.

Academikussen

Vanmmiddag viel mij de eer ten deel één van mijn dochters te mogen kussen wegens het behalen van haar psychologie-bul. De academische bloem der natie was met aanhang in Utrecht bijeengekomen om te luisteren naar de opbeurende woorden van Drs. Siebe Doosje die de afgestudeerden nog eens stevig in het zonnetje zette.
De zaal zinderde van wetenschap en intelligentie, en dat is natuurlijk aangenaam toeven wanneer je een week lang tussen iets minder geleerde lieden hebt doorgebracht. En passant vertelde de inleider dat hij eens een cursus humor aan een student had gegeven, en – humoristisch als ik mij zelf vind – dat wekt interesse. Bij navraag bleek dat over de hele wereld enkele honderden wetenschappers zich met het begrip “humor” bezig houden, bijvoorbeeld om te onderzoeken of humor kan helpen bij het verwerken van traumatische ervaringen. Nu kan ik vanuit mijn onderwijservaring meedelen dat een plezierig weekend bevrijdend kan werken na een week lesgeven. Dat onderzoek is bij dezen afgerond.

Bestaat er zoiets als de ideale vorm van humor? Nee, dat is niet het geval. Platvloerse humor zou in principe evenveel waarde kunnen hebben als droge, Engelse humor, waar ik nu juist een groot voorstander van ben. Een groot deel van de Nederlandse bevolking begint te schateren bij het horen en zien van onsmakelijke lieden als de Toppers, hetgeen mij doet vermoeden dat een dergelijke humor uitsluitend bij lieden op het niveau van een Neanderthaler aanwezig is. Ook dat klopt dus weer aardig. Zó ik al om een grol van genoemde drie eencelligen zou kunnen lachen, dan zou men dat gemakkelijk met een locale rigor mortis kunnen verwarren. Alleen de gedachte al aan die drie koppen verpest mijn  humeur weer danig. Daar moet weer een stevige cursus humor tegen aan. Doe mij dan bijvoorbeeld maar tien herhalingen van Fawlty Towers achter  elkaar, dan kan ik er zeker weer een jaar tegen. Ik weet echter dat mijn afschuw van de Toppers mij niet te veel lezers zal kosten, want wie van dergelijke lol houdt verkeert nog danig in de pré-natale fase en zal daar wel nooit uitraken ook om een poging te ondernemen naast de “A” ook de “B” aan te leren.

Maar goed, Wauwel gaat eens op internet academisch speuren naar het heilzame effect van humor. Lachen is gezond.

Wijs?

In mijn postvakje lag vandaag een nieuw blad, een vakblad voor onderwijsprofessionals in het MBO. Het heet “Wijszer”. Je zou haast zeggen dat wie dat bedacht heeft, doodgeschoten zou moeten worden, maar laat ik dat maar niet doen want je hebt tegenwoordig voor minder een proces aan je broek. Gelukkig nemen de uitgevers er een flinke kolom voor om hun hersenkronkel toe te lichten, en ik begrijp nu na herhaald lezen dat het een combinatie moet voorstellen van “Wijs”en “Wijzer”. Leuk hè?

Op de voorpagina een voorbeeld van het bekende euvel waar ongeveer alle onderwijsbladen aan lijden, namelijk een foto van een begrijpende docent, die – losjes op de rand van de tafel gezeten – met de hand op de schouder van een blijde leerling  op het punt lijkt te staan om bepaalde ontuchtige handelingen te plegen.
Enge dictators laten zich ook altijd zo fotograferen: Hitler, Mao, Saddam Hoessein. Het kind grijnst krampachtig want het vermoed dat er daarna iets vreselijks gaat gebeuren. De docent op de foto is erg hip trouwens: veel gel en blond geverfde plukjes. Ooit liet ik mijn haar met permanent veranderen in een kapsel zoals Robert Long dat in de jaren ’70 droeg.  Zo’n bol van schapenvacht op je hoofd.  Stelt u zich even de de angsten die ik uit stond voor, in de momenten vlak voordat al mijn huishoudschoolmeisjes voor het eerst sinds mijn nieuwe kapsel het lokaal zouden betreden. Hun hilarische gegil galmde nog lang door tot in de aula.

Het blad wil ons een hart onder de riem steken, “een imagoboost voor docenten”, en weet te melden dat “mensen meer waardering hebben voor het lerarenberoep”. We mogen weer met elkaar trots zijn. Kijk, zoiets lees ik graag. Het blad staat vol met getuigenissen van blije en trotse docenten, die bijna allemaal eerst een baan hadden in het bedrijfsleven en nog maar kort voor de klas staan. Er is liefde voor de baas ( en dat op een ROC ), men slijpt ruwe diamanten, men geeft laatste duwtjes en bouwt ijverig vertrouwensbanden op. Men coacht er wat af. Men schrijft ook lovend over het VMBO, hoewel hier en daar wel redelijk veel uitvallers: van de tachtig eerste jaars stopten er twintig……. Waar blijven die trouwens?

Er is ook een stukje over de “MBO-Marshals”” (……..) Dat zijn – ja, het kan ook hier niet uitblijven – bekende Nederlanders die het MBO positief in de markt willen zetten. De nood moet wel heel erg hoog zijn als je Jan des Bouvries of Willem Nijholt ( “Wie is die meneer? “) daarvoor aantrekt. Maar in tijden van economische crisis kun je ze vrij voordelig inhuren denk ik.
En zo keuvelt het blad nog een aantal pagina’s door, over bijvoorbeeld het competentieleren in optima forma en over hippe straattaal. Het heeft allemaal een hoog Amsterdam-en-buiten-de-randstad-is-er-niets-gehalte. Maar goed, het is gratis en over een jaar heeft er nooit meer iemand van gehoord. Leuk geprobeerd.

Populair

De ideale docente

Sommige docenten worden ernstig gekweld door de vraag of ze wel populair zijn bij hun leerlingen of juist niet. Vooral als je jong bent, en wat meer gevoelig voor uiterlijk vertoon dan een afgetrapt en doorleefd bejaard model als ik, kan het behoorlijk schelen of je in je taalgebruik nog een beetje aansluit bij je doelgroep, of je niet al te zeer uit de toon valt door een geruit colbertje met kunstleren elleboogstukken, of je niet al te veel last hebt van uitstekend neus- en oorhaar en of je je sokken niet te hoog hebt opgetrokken. Opletten ho maar, tenzij het om het uiterlijk van de persoon voor de klas gaat. Zo dien je als jong docent natuurlijk een Hyves-pagina te hebben, een mobieltje zonder antenne en op schoolfeesten moet je natuurlijk al dansend helemaal uit je dak gaan.

De site Beoordeelmijnleraar.nl, waarover ik al eerder in wat ongeruste bewoordingen berichtte, mailde mij vandaag de uitslag van een enquête waaruit bleek dat een mannelijke leraar in elk geval altijd nog populairder is dan een vrouwelijke. Er werden 8700 collega’s beoordeeld. Men kon een cijfer geven voor “Favoriet” en eentje voor “kwaliteit”. Welke criteria voor dit laatste oordeel werden gehanteerd is mij niet geheel duidelijk. Ik pleit hierbij voor een soort keurmerk-sticker voor docenten. Wie vèr over de houdbaarheidsdatum heen is, wordt door de school in de aanbieding gedaan of in de derde wereld gedumpt.

Hoe populair zijn we dus?



Gemiddeld punt voor

Favoriet/ populariteit

Kwaliteit

Leraar

7,0

7,1

Lerares

6,5

6,7

Aantal: 8700 waarvan leraar: 5270 en leraressen: 3430

 

Vrouwelijke leerling

leraar

 

7,1

7,2

Mannelijke leerling

7,0

7,2

Vrouwelijke leerling


lerares

6,8

7,1

Mannelijke leerling

6,3

6,6

Wat maakt iemand vervolgens tot een goede docent?
De lerares moet vooral goed uit kunnen leggen; bij haar mannelijke collega gaat het vooral om humor. Uit het feit dat de mannen het meest gewaardeerd worden zou je dus af kunnen leiden dat je met humor het onderwijs tegemoet moet zien. Dat levert de meeste resultaten op. Humor èn goed uit kunnen leggen vormen de ideale combinatie.

Goede eigenschappen

Lerares

 

leraar

Legt goed uit

49%

 

Heeft humor

51%

Is eerlijk

48%

 

Legt goed uit

49%

Kan orde houden

44%

 

Maakt goede sfeer

47%

Luistert goed

42%

 

Is eerlijk

46%

Maakt goede sfeer

42%

 

Kan orde houden

46%

Heeft humor

39%

 

Luistert goed

40%

Kan goed motiveren

39%

 

Kan goed motiveren

39%

Het vak geschiedenis wordt om ondoorgrondelijke redenen het meest door onze mannelijke pupillen gewaardeerd: mogelijk worden daar ouderwets spannende verhalen verteld, misschien omdat daar nogal in gevochten wordt, en dat roept mogelijk associaties met een potje World of Warcraft op. In de trend om alles wat maar enigszins naar onderwijs riekt te hernoemen naar Engelse hippe kreten, zou je dus een vak als “World of Warcraft” of “Battlefield Online” op de cijferlijsten kunnen opvoeren. Heel verwonderlijk trouwens dat muziek laag scoort. De hele dag zitten ze met een MP-3 speler in de geteisterde oren gepropt, maar zodra een goedwillende docent daar wat achtergrondinformatie bij wil geven, lijden ze ineens aan ernstige doofheid.
Bij de meisjes gaan we Maatschappijleer dan hernoemen naar “The Sims”, dat hapt iets lekkerder weg. Zelf geef ik les op een instituut waar men de richting “Animal Friends” aanbiedt, dus we zijn op de goede weg.

leraar/ lerares

Vak*

score

Mannelijke leerling

meest favoriete leraar

Geschiedenis

7,7

meest favoriete lerares

Geschiedenis

7,3

 

minst favoriete leraar

Muziek

6,1

minst favoriete lerares

Frans

5,4

Vrouwelijke leerling

meest favoriete leraar

Maatschappijleer

8,4

meest favoriete lerares

Geschiedenis

7,5

 

minst favoriete leraar

Techniek

6,1

minst favoriete lerares

Tekenen

5,8

*alleen vakken met meer dan 100 beoordelingen zijn meegenomen in de berekening

Meisjes wilen trouwens niets van techniek weten, alle promotiecampagnes ten spijt. Vroeger werkte ik op een school waar de docenten techniek in een grijze of blauwe stofjas rondliepen, met achter het ene oor een shaggie en achter het andere een timmermanspotlood; ik kan er dus wel een beetje inkomen. En wat ze her en der tegenwoordig bij techniek moeten: een uur lang een stekkertje uit en in elkaar prutsen en daar vervolgens een verslag over schrijven waarin de zojuist verworden competenties tot uitdrukking komen, ja, daar word je als leerling niet echt vrolijk van.

Maar goed, ik geef wat informatica en Nederlands, vakken die beide niet genoemd worden. Ook de leeftijd van de docenten wordt niet vermeld, daar was ik eigenlijk wel benieuwd naar, of jij of je vak minder populair worden naarmate je de rigor mortis nadert. Er zijn van die docenten trouwens waar je je als leerling kunt afvragen of die reeds is ingetreden, zó doodstil hangen die achter hun bureau. Zo ver is het gelukkig bij mij nog niet.

 

Dat moet niet kunnen

Ouderavond voor één van mijn dochters, die sinds september Middelbaar Hotelonderwijs volgt op een enorme ROC in Amersfoort. Wij worden om zeven uur verwacht, en opgewacht door keurig in mantelpak of pak gestoken jongeren, waarvan een enkele nog snel even wat kauwgum weg slikt. Ordnung muss sein.

Plaats van handeling: een voormalig klooster, waar ergens in het doolhof van frisgeverfde kamers en gangen nog enkele stokoude nonnen en monniken schijnen te vertoeven. Het ware geloof is lastig te vinden tegenwoordig. Tussen pilaren en voormalige altaren worden wij blij toegesproken door een eerst onbekend persoon, die later meedeelt de directeur van het gebeuren te zijn. De lof van het moderne onderwijs wordt bezongen. Vooruit, moet nog kunnen.

Dan mogen wij met enkele collega’s mee naar een lokaal, voor nadere uitleg en vragen. Beiden keurig in pak, hoewel vraagtekens kunnen worden gezet bij de strik van de stropdassen. Er wordt wat zenuwachtig op spiekbriefjes gekeken voor het programma, want beiden zijn invallers voor de mentoren, die ziek of afwezig zijn, of die misschien in overspannen toestand het pand hebben verlaten.

In de ruimte ook een enkele leerling, wijdbeens onderuitgezakt in vrijetijds plunje, maar wèl op de voorste rij, dat zie je niet vaak. De docenten draaien het bekende verhaal af van zelfverantwoordelijk leren, competenties, studiebegeleiding, coaches enzovoort. We mogen vragen stellen.

“Mijn dochter verveelt zich zo, krijgt zij geen uitdaging?” klinkt het. Ik ben het niet, maar ik denk hetzelfde. 
“Ze zouden Engelstalig onderwijs krijgen, maar de docent is ziek en nu krijgen ze pas eind februari Engels als ze terugkomen van stage, blijft het niveau dan wel gewaarborgd?” Ik ben het niet, maar denk het zelfde.
“Mijn kind moest laatst voor één uur les drie uur reizen, is dat normaal?” Ik ben het niet, maar denk hetzelfde.
“Op de schoolrekening die wij laatst kregen, stonden ineens twee laptops opgevoerd, klopt dat wel?” Ik ben het niet, maar denk hetzelfde.
“Er wordt helemaal geen theorie meer gegeven, is er niet wat veel praktijk? ” Ik ben het niet, maar denk hetzelfde.
“Ik begrijp dat ze nog al ruim in de gelegenheid worden gesteld om te MSN-nen, komt dat door de lesuitval?” Dat ben ik, en anderen denken hetzelfde. 

Zo gaat het nog even door, de sfeer in de ruimte wordt een beetje obstinaat en een van de twee coaches raakt geprikkeld. Het antwoord is steevast: “Dat moet niet kunnen”. Er kan blijkbaar niet veel meer in het huidige onderwijs. Hoe herkenbaar. Er zijn gelukkig dus meer ouders die zich zorgen maken.
“Wij gaan dit terugkoppelen”, stamelen de twee collega’s. Dan worden de beide zwetende onderwijsaanbieders gered door een leerling achterin, die een goed gevoel voor timing heeft: “Nou, ik vind het een hele leuke opleiding hoor!”. Dat breekt gelukkig de steeds onbehaaglijker wordende opstand der ontevreden ouders.

Een keurig meisje uit het tweede jaar verzorgt na afloop nog een rondleiding door de school, waar her en der nog leerlingen ijverig aan het werk zijn, de een nog gedienstiger dan de ander. Het meisje heeft er blijkbaar de wind onder. Er wordt dus toch wel wat geleerd, alle vernieuwingen ten spijt. Dat moet kunnen.

Crisis

Wie de vijfenvijftig is gepasseerd zal merken dat lichaam: het dijt verder uit, en geest: niet meer zo flexibel,  ook een tikje verder aftakelen. Als vijfenvijftig-plusser hecht ik aan oude waarden, en de geringste veranderng daarin kan je in een crisis storten.
Nu heb ik geen geld bij Icessave uitstaan en al lang geen aandelen meer op de beurs, dus van de financiële crisis heb ik niet veel last – “Ga direct langs Bos en ontvang elf miljard euro”. zo was de inhoud van een ingezonden brief in de krant gisteren, onder de kop “Monopoly”. 
Wel verkeerde ik al enige tijd in een lichte geloofscrisis ( als je ouder wordt zoek je bij steeds meer zaken steun ), dus werd het vanochtend tijd om weer eens een religieuze lafenis tot mij te nemen in de vorm van een bezoek aan de plaatselijke kerk, waarvan er hier in dorpje B. op de Veluwe een ruime keus voorradig is.
Zo zocht ik dus welgemoed mijn vaste plekje weer op. Wie schetste mijn verbijstering toen de dominee en de ouderlingen ineens door een andere deur dan voor mij gebruikelijk naar binnen kwamen wandelen. Tot overmaat van modernisme had de voorganger ook nog eens een lichtgekleurd pak met opvallende stropdas aan, waar dat vroeger ( vorige maand ), altijd stemmig donker was. Er maakte zich nog nèt geen totale ontreddering van mij meester, maar we leven blijkbaar in een wereld waar de zekerheden als zand door onze vingers heen wegglippen, en waar je van de ene in de andere crisis wordt gestort.
Gelukkig konden we gisteren ook in de krant lezen dat het onderwijsveld in Nederland steeds meer terugkeert naar oude normen en waarden, want ook daar heeft de crisis toegeslagen. De kennisgrafiek vertoont een enorme neergaande curve: er verschijnt binnenkort weer een rekenboek waarin we ouderwets gaan hameren met staartdelingen, eindeloos herhalen tot de leerstof erin geramd zit. In tijden van ( reken ) crisis zoekt men steun en houvast bij wat zeker en beproefd is. Een kennis van mij leerde vroeger alle Duitse voorzetselrijtjes uit haar hoofd. Zij kan ze nog als één lange zin opdreunen, zó bang was zij voor die leraar, maar zodra ze ze afzonderlijk zou moeten lezen en verklaren, zou ze geen idee hebben. Dat laatste pleit natuurlijk niet voor de ouderwetse manier van leren, maar niet alles hoeft gelukkig te worden verklaard en begrepen vanuit een groter geheel.
Gewoon weer eens ouderwets reken- en spellingsoefeningen dus, en topografische rijtjes leren. Mit, nach, nebst, samt, bei, seit, von und so weiter. Ik weet het nog. Wat heerlijk om nog enige zekerheid in dit leven te hebben. Zeker als je puber bent, of docent van vijfenvijftig.

384 vrienden

“Vrienden voor het leven” is meen ik een stukje tekst wat door een would-be zangeresje bij een of andere soap-serie wordt gekweeld. Vrienden zijn heel belangrijk, de mens blijft een kudde-dier en hoe meer schaapjes bij elkaar hoe beter. Het hebben van vrienden is voor de meeste pubers ook een must, met positieve maar soms ook negatieve effecten: in je eentje ga je geen autospiegels kapot trappen of bushokjes van graffiti voorzien. Daar heb je vrienden voor nodig. Wel eens één hangjongere gezien? Die bestaat niet. Die gaat z’n moeder helpen met het strijkgoed of een kathedraal van luciferhoutjes in elkaar lijmen.

Waarom bestaat een klas vol zeventienjarigen de eerste dagen van het nieuwe schoolopleiding uit enkel doetjes en goedwillende sulletjes? Omdat ze nog geen vrienden hebben. Waarom schrijven ze nog enigszins leesbaar in een maagdelijk schrift en lopen ze nog met een enorme tas vol boeken als de eerste de beste brugpieper? Er zijn er zelfs bij die trekken bij erbarmelijk rotweer zelfs nog een jas aan of die hebben nog een werkend lampje op de fiets.
Dat wordt allemaal anders zodra ze vrienden hebben. “Ik ga daar een beetje voor paal lopen met een dikke jas aan, met een boekentas, ja, ik ga daar een beetje op zitten letten in de les. Wat zouden mijn vrienden daar van zeggen?”

Gisteravond ontdekte ik dat één van mijn dochters 384 vrienden heeft op Hyves, uit een totaal van – op het moment van schrijven – 7531517 Hyvers. Ze zit er nu zo’n anderhalf jaar op denk ik. Zó organiseer je een verjaardagspartijtje voor vijf vriendinnetjes die zoet cakejes komen versieren en enthousiast een puzzeltocht door het dorp maken, en zó zit je je zorgen te maken over waar je 384 vrienden moet laten en hoeveel cakejes, bier en breezers je dan in huis zou moeten halen. Je wordt ouder papa.

Nu zit ik zelf ook op Hyves, uit beroepsmatige interesse, zal ik maar zeggen, al ongeveer vanaf het begin van dit vrienden-netwerk, toen alle vrienden van mijn dochter nog zo’n beetje in de Holle Boom bij Kraantrje Lek zaten. Ik heb al 71 ( ! ) vrienden, hoewel ik er niet over zou piekeren om die allemaal op mijn partijtje uit te nodigen. Voor een puber moet dat een vreselijk aantal zijn. Wat moet een vijftiger op Hyves? Of je bij de discotheek naar binnen probeert te komen. Dat lijkt een beetje griezelig, een beetje sneu wellicht. Maar je leert er veel over pubers, tenslotte mijn doelgroep op school. Nu ben ik gelukkig niet de enige van die leeftijd. Jan Peter Balkenende zit er ook, met 149944 vrienden, ook weer op het moment van schrijven. Of ik ook vriend van Jan Peter wil worden. Uhm… nee, nog even niet. Dan had ik er toch maar weer een vriend bij gehad.
Ik kan allerlei enge dingen met Jan Peter doen: ik kan hem tikken, ik kan hem crushen, ik kan mijn profiel speciaal voor hem pimpen of een testimonial schrijven. Komt hij thuis, ziet hij dat hij door mij gecrusht is. Lijkt me vreselijk. Ik durf niet eens op het knopje te drukken, straks tikt hij mij of zo.

Even terug naar mijn dochter. Die is ook al twee keer gespot zie ik. En haar profiel is 132 keer bekeken. Het mijne zowaar 1038 keer, ontdek ik nu, maar ik ben daarentegen weer nergens gespot. Misschien loop ik daardoor gelukkig minder kans om gecrushed te worden.
Nu kan ik haar  ook toevoegen als vriend, dat levert mij en haar weer een puntje op. Weer een extra plakje cake op de verjaardag. Laat ik eerst maar even aan haar vragen. Misschien schrikt het andere vrienden van haar af anders. Je ontleent als puber je status aan het aantal vrienden op Hyves. In de klas heb je geen schoolpsycholoog meer nodig om de zielebouten er uit te pikken. Je kijkt gewoon naar de aantallen vrienden op Hyves. Over veertig jaar krijg je een nieuw soort bejaardenprobleem: de bejaarden die weinig Hyves-vrienden hebben. Daar komt de Hyves-geriater op bezoek. 

Even naar mijn vrienden: de meesten zijn oud-leerlingen, ik ben blijkbaar enorm populair geweest. Die willen graag allemaal hun oude docent op hun lijstje zien.  Een beetje schooldirecteur gaat dus even op mijn Hyves kijken, als ik ooit nog ergens solliciteer. Een groot deel van de werkgevers doet dat trouwens sowieso al bij een nieuwe sollicitant. Dat gaat in de toekomst een nieuw probleem opleveren. Vroegàh had je vervalste diploma’s, nu krijg je vervalste Hyves. Zorg dat je veel vrienden hebt, zet er foto’s van jezelf op in allerlei zakelijke en hardwerkende situaties, werken wordt je grootste hobby.
Hm, 71 vrienden heeft die Wauwel maar, dat moet wel een a-sociale collega zijn. Dan liever de Docent van het Jaar. Even zoeken…..maar wat is dat? Die heeft geen Hyves! Er is dus nog hoop voor mij. Ik hoef mijn Hyves niet te vervalsen.