The End

hippie-hippies-30622484-427-432Terwijl op de Radio de Top 2000 het nummer “The End” van The Doors klinkt, lees ik ineens in de krant – kopje thee, beschuitje – dat mijn eerste grote liefde dood is. De grootste zit nog gewoon naast mij aan tafel, maar dit is wel raar. Ik kijk eigenlijk zelden naar overlijdensberichten, maar nu staat daar ineens haar naam. ‘Na een intens ziekbed overleden’. Dezelfde naam als toen, een opvallende naam waarvan er maar eentje kan bestaan in Nederland. Het kan niet missen. De plaats klopt ook. Haar voornaam kwam terug in diverse liedjes, en die zongen we dus altijd uit volle borst mee. We zongen ook mee met “The End”… Bizar is dit.

De jaren eind ’60,’70, een eeuwigheid geleden. Ik was een lelijk jongetje, vond ik zelf. Nu vinden alle pubers zichzelf lelijk, dus dat was geheel in stijl. Brilletje met redelijke jampotglazen ( een gruwelijk druppelmodel ), lang haar natuurlijk, broek met wijde pijpen en een zwaar opgevoerde paars met roze vlammen geschilderde Mobylette met een enorm stuur, geheel in de steil van Easy Rider. Maar ja, wél een Mobylette, en geen Puch. Altijd hopeloos verliefd op onbereikbare en ernstig mooie meisjes. Ik durfde nooit wat.
En toen op een middag was zij daar ineens, we liepen met een groep vrienden op een koud winters strand, en de bliksem sloeg in en het werd dertig graden en ik kreeg een hartstilstand. Zij had ook een bril met best wel jampotglazen, maar op dat moment voor mij wél de mooiste van de hele wereld. Sproetjes, donkerblond haar, lichte, grijsblauwe slaapogen ( met zo’n randje eronder ), een brede mond, die naar mij lachte en mij ongeveer de benen onder mij vandaan sloeg in dat ene onvergetelijke moment. Het allereerste fotootje, klein, een pasfoto, dat heb ik nog. Ik weet nog dat ik het kreeg; tijdens het door de sneeuw naar huis lopen stopte ik telkens om er even naar te kijken in het licht van de lantaarns.

Het was een gouden tijd, een zoete tijd, die volgde: de vrije jaren ’70, de eerste keer in de bosjes bij het pontje van Buitenhuizen, de zon scheen op haar lijf, het staat op mijn netvlies gegrift. Ik was een puber, ik leefde in een droom. Die eerste onbeholpen verkenningen, die er wel inhakken, waar je nog wel eens aan terug denkt. Het vrijen tijdens het inpakken van de Sinterklaas-surprises op haar kamer. Groot voordeel van een dergelijke activiteit is dat de ouders niet onverwacht binnen konden stappen. Er werd die middag niet veel ingepakt, wel uitgepakt. Alleen daarom al zou het sinterklaasfeest niet verloren moeten gaan. Pubers van nu weten namelijk niet wat ze dan missen. De bosjes bij het Kopje, ze waren van ons. Het meertje in de duinen op een lome zomerdag.

Ik dacht dat het eeuwig zou duren, die verkering. Zag mijzelf later samen oud worden. En dan mijn ouders die ons niet serieus namen, een kwelling, waar we ons nu zelf-  blijkbaar niets geleerd – ook vaak schuldig aan maken.
De twee weken logeren in het verre Rotterdam, en zij nog thuis, het leek een jaren durende marteling. Er was geen e-mail, er was geen WhatsApp, het was de steentijd. Stapels brieven heen en weer. De PTT had een groot deel van haar bestaan te danken aan het bezorgen van smachtende liefdesbrieven, met geurtjes, plukjes haar, beduimelde fotootjes. Hilarisch gezwollen taalgebruik, als je ze nu nog weer eens terugleest. Ik heb ze niet meer, jaren geleden gooide ik het beduimelde sigarendoosje, volgetekend met Flower Power-spul, weg.
De liefde – je mag van volwassenen zoiets natuurlijk geen verliefdheid noemen – ging toch voorbij. Er kwam gekibbel, er kwamen ruzies, we zaten niet meer op dezelfde school. Op Luilaknacht, in de Kennemer Sporthal ging het mis. Ik was daar niet bij, maar daar was wel een andere jongen. Alles werd naderhand keurig opgebiecht, maar het onbevangene was weg. De verkering brokkelde in de maanden daarna steeds verder af. Dood wilde ik, met veel gevoel voor drama natuurlijk. Een beetje jongere met liefdesverdriet denkt daar in zijn of haar jeugd een paar keer aan. Niet serieus natuurlijk, maar ook het zwelgen in verdriet, met bijbehorende muziek kan een heerlijk verslavend gevoel zijn. Wij zijn dat op onze leeftijd een beetje verleerd.

“Zoek haar eens op” zei mijn vrouw wel eens. “Ach nee, wat voegt het toe?” was dan steevast mijn antwoord. Ik ben nog wel eens door de straat gelopen waar zij woonde, ik weet het nummer nog precies. Nummer 18, en daarboven, schuin boven de deur, het lichtje van haar kamer, de gordijnen dicht, een vreemde die daar nu woonde. De tijd staat dan even stil, en de klok draait weer steeds sneller achteruit om een moment in het verleden tot rust te komen. Santana speelt weer ‘Samba Pa Ti’. Even was ik dan weer zestien, zeventien, achttien, negentien, de jaren tellen met de heerlijk lang durende traagheid van de jeugd, en even had ik mijn hele leven en zonnige toekomst weer voor mij.
Maar alles gaat door. We hebben geen tijdmachine die we naar believen kunnen gebruiken. Ik heb haar nog eens een vriendelijk weet-je-nog-berichtje gestuurd op LinkedIn, kreeg een vriendelijke weet-je-nog-reactie terug: “Natuurlijk herinner ik me mijn jeugdvriendje nog!”. “Jeugdvriendje”, dat zet alles weer in perspectief. En zo hoort het ook. Ik heb haar nooit meer gezien. Misschien zou ik haar niet meer herkend hebben. Misschien heeft het ooit gemaakt tot wat ik nu ben. Daar moet je niet te lang bij stil staan, het heeft geen zin. En nu helemaal niet meer. Ook al zou ik willen, het is geweest. Geen “Memories” voor mij. Waarom die mensen die elkaar in geen tientallen jaren gezien hebben, soms in tranen uitbarsten, na toch een heel ander en gelukkig leven te hebben gehad, ik snap dat nu.

“The End” zingen The Doors. Alles gaat voorbij. Definitief. We zouden toen altijd bij elkaar blijven, tot de dood. Nu is ze dood, koud, niet meer op deze aarde. Ik was er niet bij, wist er niet van, deed vermoedelijk iets onbenulligs. Er kwam geen signaal binnen, geen roep. Telepathie bestaat niet, gedachten overbruggen niet de tijd. De dood is een plek waar je nooit meer bij elkaar kunt komen voor een laatste blik, een kort gesprek, van hoe gaat het nou met jou na al die jaren en goh, je lijkt nog nét als toen.

Het is de laatste dag van het jaar. Definitief. Ik kijk naar mijn vrouw en denk: het nieuwe jaar wordt een goed jaar. Straks is het 2015. Geen jaren ’70.


Naschrift 4-01-14

Dat bericht in de krant van haar werk; het bleef knagen. De laatste week van mijn vakantie verliep anders dan ik dacht, het verleden leefde ineens zo maar mee. Een wervelwind van herinneringen. Een mailtje naar haar bedrijf, wanneer is de begrafenis. En gisteren was dan het moment dat ik, na ruim 40 jaar, haar nog één keer zag. Liggend in een kist, verborgen onder hout en bloemen en een fotolijst. Haar leven kwam voorbij in foto’s, en zij was niets veranderd, leek wel. Diezelfde lach. Ik had mij wel eens voorgesteld van hoe zij er nu uit zou zien. Want zo gaat dat, je houdt vast aan het beeld uit je herinnering. Een foto vervaagt, ons uiterlijk verandert, maar sommige herinneringen trekken zich daar niets van aan. In dit geval leek het gelijk op gegaan. Er waren toespraken, lief, en hartverscheurend soms.
Men draaide haar muziek, ‘hun muziek’, moet ik zeggen. Het was niet ‘onze’ muziek. Want ik hoorde daar niet bij, ben geen deel van hun leven geweest en zo moet het ook en zo is het ook goed. Het allereerste begin, daar was ik, en daar had ik een kortdurend plekje, wat ik meedraag in een klein stukje van mijn hart. Als laatste ging ik het zaaltje uit, op weg naar het graf. Nog één keer bleef ik heel even staan bij haar foto, geprojecteerd op de muur. Dag, hoe gaat het nu met jou na al die jaren, met mij gaat het goed, vaarwel. Vaarwel.

[youtube]http://youtu.be/JSUIQgEVDM4[/youtube]

Eén antwoord op “The End”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *