Zwijn

Ik woon zo’n beetje op de Veluwe en daar heerst een zwijnenplaag, zegt men. Elke ochtend kijk ik dus vol verwachting uit mijn raam in de hoop dat een fikse kudde mijn grasveld heeft omgeploegd, maar het enige wat ik zie is de kat die naar binnen wil en in de verte wordt de horizon tegenwoordig verpest door ambitieuze bouwsels, die nu niet direkt ronddolend bosgedierte doen vermoeden. De zwijnen houden de gemoederen hier ernstig bezig. Hadden wij hier jaren geleden Sneeuwvlokje, een albino-zwijntje wat net als ijsbeertje Knud de harten van velen veroverde, daarna scheen er een dolgeworden poema rond te waren en zich verdacht in mijn achtertuin op te houden en nu dan dit weer. Nietsontziende evers overvallen argeloze kampeerterreinen, botsen tegen automobilisten op en spitten volkstuintjes en boerenakkers om ver.  Wij gaan duidelijk terug naar de natuur en naar de oertijd. Straks nog wat wolven erbij en de echte ouderwetse wintergedachte is weer compleet.
Men beraadslaagt hevig over hoe de beestjes te decimeren. Ik stel een leger-excercitie voor. Men wil inkrimpen, waarom dan niet het spul even degenlijk inzetten: gewoon een stel F16’s en dan met napalm die bossen bombarderen. Niks drukjacht, dat is voor mietjes. Iedereen gebraden zwijn in het kerstpakket, want dat zit er ook weer aan te komen.

Porno

 

In B, mijn geliefde dorpje op de Veluwe, vind je een keur aan winkels. Daaronder ook een naar verhouding behoorlijk aantal lingeriewinkels. Nu zal dat voornamelijk vrouwen interesseren, en als je daar een man ziet, is dat zo van “Ik ben hier wel maar ik wil hier eigenlijk niet zijn”. Het slachtoffer staart wat onwennig voor zich uit, maar dat kan nog lastig zijn, want voor je het beseft staar je naar een schaarsgeklede dame met een droomboezem, en dat is ook weer zo wat. Ze gaan mogelijk raar van je denken dan. Blik je vervolgens weg, dan is er wel weer een andere grote poster. Nergens een vrij plekje aan de wand.
’t Is altijd een hele opluchting om een dergelijke winkel weer verlaten te hebben, zodat je met blij gemoed naar Halfords kunt gaan om autoradio’s of fietsendragers te bestuderen. Nu is er in B. al weer geruime tijd een nieuwe lingeriewinkel neergestreken, waarvan het assortiment nogal afwijkt van de gebruikelijke vleeskleurige step-ins en corsetten. Bovendien is deze zaak gevestigd in een wat morsig steegje, met als buren een Chinees restaurant, verborgen in de catacomben van het pand, en aan de andere kant een bedrijfje waar financiële adviezen of zoiets worden gegeven. Het ondergoed, nadrukkelijk in de etalage tentoongesteld, is op zijn zachtst wat afwijkend te noemen van de hier geldende normen en waarden. Temidden van veel roodachtige verlichting ontwaarde ik daar een heer, slechts gekleed in een zwart leren slipje, waarop een plukje rood dons was bevestigd. Zijn hoofd werd getooid door een Spiderman-kapje.  Een soort speelsetje voor de moderne man, blijkbaar.
Ooit moest in Alkmaar de politie in een huis op onderzoek omdat men vanuit de slaapkamer hulpgeroep en bonkende geluiden hoorde. Eenmaal op de plaats des onheils gearriveerd trof men daar een vrijwel naakte, op het bed vastgebonden en om hulp roepende vrouw des huizes aan. Voor het bed stond een grote kast, waarvan de deuren op slot waren, maar waaruit een zwaar gebonk en gekreun opklonk. Nadat men ook deze deuren had geforceerd vond men daar de door een gebroken been onmachtige echtgenoot, slechts gekleed in een Zorro-cape met bijbehorend maskertje.
De man was van plan geweest tijdens het liefdesspel zijn vrouw in zijn nieuwe outfit vanaf de kast onder het slaken van ferme Zorro-kreten te bespringen, maar daarbij door de bovenkant heen gezakt ( van de kast, niet van zijn vrouw natuurlijk ), met alle nare gevolgen van dien.
Dergelijke gruwelbeelden bezochten mijn geest bij het bezien van de etalage, en het idee om daar nu ook nog naar binnen te moeten om op zoek te gaan naar een gewone witte onderbroek als verjaardagscadeau voor mijzelf vervulde mij met grote angst. Toch troonde mijn gade mij mee, en liep ik, star voor mij uitkijkend, naar de herenafdeling om te kijken of daar ook wat minder heftigs lag. En maar luchtigjes doen tegen de vriendelijke verkoopster, en vooral snel wegblikken van strakke leren rokken, die van voren slechts enkele veters vertoonden, kledingstukken met open kruizen ( “Of je met een gewonde Milva ligt te knarren”, zei Wim de Bie ooit ), en allerlei enge potjes met onbestemde crèmes. ’t Is allemaal zo’n gedoe. Man van de wereld in B. 
Maar misschien komt dit alles wel door een traumatische ervaring heel vroeger, aan het begin van mijn carrière in het onderwijs. Het was eind jaren zeventig. Ik gaf toen les aan een huishoudschool, als jong docentje van nèt twintig, en dan allemaal meiden van rond de zestien in de klas. De wanden van het klaslokaal leden werkelijk onder de enorme druk van de hormonen die daar rondgierden.
Er was daar in Haarlem ook een videotheek, waar ik wel eens een video huurde, zo’n enorm zwart gevaarte wat in een nog veel groter Betamax-apparaat geduwd moest. In die videotheek was ook een aparte afdeling, een open poortje gaf je toegang tot dat gedeelte. Boven de ingang stond met grote letters: “Pornotheek”.  Nu had ik wel eens snelle steelse blikken in de richting van dat poortje geworpen, en dan zag je daar diverse mannen die met kennersblikken al die banden bestudeerden. Maar iedereen kon je daar dus zien, dus zoiets was een fantastische drempel voor mij. Toch won op een gegeven moment mijn nieuwsgierigheid het van mijn angst, en zo stapte ik – nadat ik eerst had gecontroleerd of er verder niemand in de zaak aanwezig was, door het poortje. Dat zou een stap door de poorten van de hel worden, maar dat besefte ik op dat moment nog niet. Doodsbang pakte ik een willekeurige band uit het rek. Op dat moment stortte mijn redelijk onbezorgde leventje ineen.
“Dag meneer B, kunt u het goed zien???”, schalde een blijde stem door de ruimte. Het was ineens vol geworden, en iedereen keek naar mij. En daar, voor mijn dodelijk verschrikte blikken, terwijl ik een hoofd als een pioen kreeg, ontwaarde ik in de ingang van het poortje één van mijn leerlingen, samen met haar grijnzende ouders, en zocht ik hulpeloos en vergeefs naar woorden om uit te leggen wat ik daar met “Big Boobs Special Part 4” in mijn hand deed.
Thuisgekomen biechtte ik direct alles op, en vervolgens zon ik op manieren om de volgende dag nooit meer naar school te hoeven; ik zou haar gelijk het eerste uur al hebben. In mijn geest zag ik visioenen van een gierende menigte meiden, een haag waar ik diep gebogen doorheen moest lopen, boze ouders, een schoolbestuur met  de ontslagbrief reeds in de hand. Ik overwoog zelfs de volgende morgen op te bellen om met verdraaide stem te zeggen dat er een bom in de school lag, in de hoop dat men in de consternatie mijn escapade zou vergeten. Nooit heb ik een zwaardere gang naar school beleefd.
De les verliep zonder problemen, als altijd. Na afloop kon zij het toch niet nalaten te vragen – toen iedereen weg was-  wat ik daar nu deed. “Ik weet het ook niet meer”, zei ik. Zij had van haar ouders nadrukkelijke instructies gekregen om niets verder te vertellen. Ik ben hen eeuwig dankbaar. Nooit meer porno voor mij.

Beestjes in de regen

In B, het dorpje op de Veluwe waar ik woon, hecht men nogal aan oude gewoonten. Zo was daar jarenlang een grote tentoonstelling, waar leek het heel de bevolking maanden lang in blijde verwachting naar toeleeft. Kern van de tentoonstelling was een grote verzameling kippen en konijnen, die volgens mij allemaal de eerste of tenminste toch de ereprijs gewonnen hebben, hen toebedeeld door een groep ernstig kijkende controleurs in witte stofjassen, met zo’n map in de handen geklemd waarin allerlei aantekeningen gemaakt worden. Of zo’n beest goed op de poten staat bijvoorbeeld, of de vleugelvoering goed is en of de krop wel helderrood is. Dat soort dingen die een leek als ik totaal niet opvallen. Mooi,  zo’n  fantasierozet, met “Eerste Prijs”erop. De winnaars lijken niet onder de indruk en blikken de bezoeker vanuit hun hokjes stoïcijns aan. Ik onderscheid alleen maar een groot of klein konijn, en een bruine of een witte kip. De tentoonstelling wordt aangevuld met een aantal boeiende onderafdelingen: een drukbezochte hal met Johannes-orgels, waar de bezoekers vooral psalmen op hele noten met dreunende klank de ruimte in doen galmen; een afdeling met roestvrij stalen kalverdranghekken en drinkbakken, likstenen, schrikdraad-installaties en andere aanverwante artikelen; een grote stand waar het Reformatorisch Dagblad aan de man gebracht wordt. Veel kramen met knutselarijen voor de komende winter, bijvoorbeeld 3D-ansichtkaarten, knipvellen, origami. Men verwacht veel sneeuw en lange winteravonden. En oliebollen natuurlijk, die krijg je om ondoorgrondelijke redenen in B. het hele jaar door aangeboden. Is er een goed doel, dan staat er midden in de zomer geheid wel ergens een kraam met oliebollen in de zinderende hitte. Ik pretendeer dan altijd volslagen verbijsterd te zijn als men mij op zo’n moment een zak wil verpatsen.
Zo’n tentoonstelling is hèt uitje voor de hele familie, en iedereen die ook maar enigszins van het erf gemist kan worden, spoed zich derwaarts. Na drie dagen, op zaterdagavond, is het weer voorbij.

Wat rest is de wekelijkse kleindierenmarkt. Elke woensdagmorgen verzamelt zich een groot aantal onbestemde lieden in onbestemde voertuigen met onbestemde dozen en kratten rond een gammele, tochtige markthal, om deze vervolgens te vullen met kooitjes en kistjes in allerlei soorten en maten, waaruit een kakafonie van geluiden opstijgt. Ook vanuit de kofferbakken in de her en der geparkeerde voertuigen wordt al driftig en vooral steels gehandeld. Geen pottenkijkers graag. De hal wordt vooral gevuld met een schier ondoordringbaar rookgordijn, geproduceerd door voornamelijk zeer dikke mannen die er haast allemaal uitzien als een wederrechtelijk aangeklede zeekoe ( ik citeer even Bordewijk ). Vale en verschoten overhemden, dwars over dikke buiken die in bruine, sleetse terlenka broeken worden gepropt. Petten in allerlei soorten en maten, geklos van klompen, (kunst) gebitten waaruit diverse tanden ontbreken, haast allemaal een bungelende sigaret of sigaar in de mondhoek, uitpuilende portemonnees in achterbroekzakken gepropt, bouwvakkers-decolleté’s. Ze hieten Piet en Rinus of Teunis en ze kennen mekaar allemaal. Met geroutineerde gebaren bekijken ze de konten van konijnen en cavia’s of plukken ze een ontsnapte kip van het plaveisel. Her en daar dwaalt dromerig een klein kind, alles om zich heen vergetend, pozend bij de konijntjes die als haringen in een ton bijeengepakt zitten in een sinaasappelkistje.
Er wordt enorm veel koffie gedronken en buiten vormen zich al vroeg lange rijen voor Piet’s Viskraam, waarvan de eigenaar zijn klanten ook allemaal lijkt te kennen. De argeloze bezoeker die na een uur weer buiten staat heeft tranende ogen van de rook en tuitende oren van de herrie die beest en mens produceren.  Een aardige ervaring is het wel, een anachronisme ook,  je waant je na een reisje in de tijdmachine terug in het B. van in de jaren ’50. Dat dat maar zo mag blijven, ook met al die mannen, het hoort bij B. , en er verdwijnt al zoveel.

Vandaag was de hal bezet. Iets met paarden daarbinnen. De markt was voor de gelegenheid naar buiten verhuisd: een doorweekte verzameling kleumende beestjes in van nattigheid uiteenvallende kartonnen dozen, lege kramen en mopperende handelaren in de gietende regen. Niks aan dus. Het moet maar gauw weer droog worden, en gauw weer in die hal.

Monument

De argeloze bezoeker, die voor het eerst het dorpje B. op de Veluwe binnenrijdt, heeft daarvoor een aantal invalswegen tot zijn of haar beschikking. Maar welke men ook neemt, de in de verte opdoemende skyline doet vermoeden dat men hier een jaren geleden na een mislukt experiment ontruimd Syberisch centrum voor biologische oorlogsvoering betreedt. Vanuit het noorden is daar leegstand met ontzagwekkende kantoorcomplexen en een verlaten transferium, en een roestig kunstwerk. Vanuit het westen baant de bezoeker zich een weg door een troosteloos bedrijventerrein, temidden van uitgestrekte bouwterreinen, vanuit het oosten aanschouwt men de contouren van een kolossale veevoederfabriek en moet men zich – alweer – door een bedrijven-complex begeven, en het zuiden spant de kroon, want daar verrijst nu een bouwproject wat qua proporties doet denken aan een Chinees stuwdammencomplex ergens in de Yangtse-rivier, maar nadere bestudering leert dat het hier om een onverzettelijk kerkgebouw gaat, wat groot en dreigend het verdere zicht op het dorp ontneemt. Ongeveer dag en nacht wordt daar gebouwd, want stel je voor dat je te laat bent voor het einde der tijden.

Nu is B. al veel langer ongeveer één van de lelijkste dorpen van Nederland. Elk jaar verschijnt er een gemeentegidsje, met op de voorkant een foto van een markant “historisch” plekje. Bij gebrek aan dit soort plekjes heeft men dit jaar de moed maar opgegeven en zien wij op het voorblad twee stalen plantenbakken of zoiets die vermoedelijk ergens in het gemeentehuis ( ook al nieuwbouw ) staan.
Gelukkig lezen wij nu in de krant dat de vroede vaderen besloten hebben twintig nieuwe panden aan de bestaande karige monumentenlijst toe te voegen. Dat zal een hele zoektocht geweest zijn, in een gemeente waar het usance is om wat ook maar enigszins oud en mooi lijkt, te laten verkommeren en vervallen zodat na een aantal jaren herstel niet meer mogelijk is en er alleen nog een fris leegstaand kantoorgebouw voor terug kan komen.
Hierbij doe ik dus het gemeentebestuur de suggestie om monument nummer 21 aan de lijst toe te voegen, namelijk mijn eigen huis. Het stamt uit 1986, en dat is in B. al heel wat!

Barneveld kandidaat Olympics 2080

Het gaat financieel en op sportgebied fantastisch hier in het kleine dorpje B. op de Veluwe. Handenwrijvend en in een royaal gebaar heeft de gemeente een toch wel fantastisch evenement binnen gehaald voor het luttele bedrag van slechts 30.000 euro, waaraan ik ook heb mogen bijdragen middels de gemeentelijke belastingen. Een zinderende wielerwedstrijd, met toch zeker wel enkele tientallen bezoekers heeft deze zich voor de sporters als een eldorado presenterende plaats weer eventjes stevig op de internationale topsportkaart geplaatst, en volgend jaar gaat het allemaal nog veel grootser worden want de bepaling van de hoogte van de OZB is inmiddels geheel vrij gegeven.

Maar nu komt het!! Uit betrouwbare bronnen heb ik vernomen dat deze sportieve gemeente zich kandidaat heeft gesteld voor de <strong>Olympische Spelen van 2080</strong>!!!!. Ja, daar staat U wel even van paf!  Met deze primeur hier vist de Barneveldse Krant toch maar eventjes mooi achter het net!  Alle voorzieningen zijn er eigenlijk al. Een schitterende spoorlijn, enorme hoeveelheden leegstaande kantoorruimte – en dat zal tegen die tijd zeker nog steeds het geval zijn- en natuurlijk ook een schitterend gelegen Transferium ( en dat zal tegen die tijd OOK zeker nog leegstaan! ), een mooi kunstwerk, een muziektheater ( maar het is twijfelachtig of dat tegen die tijd klaar zal zijn ) en – als klap op de vuurpijl – een Olympisch Stadion, waarvan u op onderstaand prentje de fraai ontworpen toegangspoort kunt ontwaren.   Kortom, geen vuiltje meer aan de lucht hier. Komt allen naar Barneveld.

Olympic Stadium: Entrance

Groet’n uut Barneveld (1)

Ja nou, de zomer komt er weer aan en dat zal ongetwijfeld drommen toeristen trekken naar mijn woonplaats, het kleine dorpje B. op de Veluwe. Wij hebben dan ook wel even enkele attracties waar je “u” tegen zegt, waarbij een expositie van boeken van W.G. van der Hulst in het plaatselijke prehistorische museum dit jaar toch wel het hoogtepunt zal zijn. Hoewel, ook een tentoonstelling in het pluimveemuseum ( ! ) alhier van beschilderde dekschalen of zoiets waarop oude kippenrassen te zien zijn kan mogelijk voor een verkeersinfarct in het midden van het land zorgen. Al die gezellie dagjesmensen zullen zich vervolgens en masse in de straten van ons pittoreske dorpje begeven en daar de nodige ansichten ter herinnering aanschaffen.

Nu bestaan ansichten die in dergelijke dorpjes verkocht worden meestal uit een nietszeggend bosgezicht met hier en daar een hertje of een verdwaasd zwijn, waarop dan de naam van het dorp waar de kaart verkocht gaat worden is afgedrukt. Is allemaal zo meer van hetzelfde en onpersoonlijk.

Daar moet verandering in komen. Ik heb dan ook besloten een serie leuke en informatieve ansichten over ons dorpje te ontwerpen die iedereen hier vrijelijk vandaan mag plukken om naar de geliefden thuis of overzee te sturen. Nu moet ik met het ontwerpen van ansichten wel wat voorzichtig zijn, want ooit, toen hier nog een bloeddorstige poema op de Veluwe ronddoolde, blijk ik mij in mijn creativiteit vergrepen te hebben aan een reeds bestaande ansichtkaart van een uitgever in Friesland. Ik had daar de op het plaatje aanwezige dieren allemaal op gruwelijke wijze van hun koppen ontdaan en dat vervolgens op dit weblog gepubliceerd. Die gemanipuleerde afbeelding haalde ook enkele regionale dagbladen en dat konden ze daar in Friesland niet waarderen.

Maar goed, nu dus echt origineel eigen werk, en ik dacht dus maar te beginnen met een afbeelding van hen aan wie wij hier in B. zoveel te danken hebben, namelijk ons geacht College van B&W. De komende weken zal ik mij door de lokale dreven begeven om nog meer leuke en inspirerende kiekjes te schieten, zodat de argeloze toerist deze zomer eindelijk eens een wat ruimere keus heeft!

Groet'n uut Barneveld 1

RECTIFICATIE Helaas is er bij het ontwikkelen en plaatsen van deze eerste ansicht toch weer iets misgegaan. Dit is natuurlijk NIET ons geliefd College van B&W. Aan een oplossing en een schikkingsvoorstel wordt gewerkt.

Het Koninkrijk Gods

Niet iedereen kan zeggen dat achter zijn of haar huis het Koninkrijk gods verrijst. Ik wel dus. Ik woon in Barneveld, een onbeduidend dorpje ergens op de Veluwe, waar een groot deel van de bevolking uit godvrezende lieden bestaat. Dit bevolkingsdeel heeft het idee opgevat dat het tijd werd voor enige nieuwe kerkgebouwen en daarbij het oog laten vallen op de weilanden achter mijn huis.

Dus wordt er nu zes dagen per week gearbeid in het zweet des aanschijns, vaak tot ’s avonds laat, en zie, reeds verrijzen de contouren van een kolossaal bouwsel waar straks niet minder dan 3000 gelovigen èn hun voertuigen zich een flink aantal malen per week zullen verzamelen. Zo zullen zij daar elke samenkomst een portie zwavel en as over zich uitgestort krijgen en er terdege aan herinnerd worden dat de hel nabij is als straf voor alle loos geploeter en najagen van wind. Of dat nog niet genoeg is, zal er àchter dit toonbeeld van gezelligheid en feestelijkheid nòg een kerkbouwsel verrijzen, maar dan van een ander kerkgenootschap, wat iets zwaarder of minder zwaar in de enige ware leer is. Maar ook weer plek voor zo’n 2500 zwart en duister geklede lieden. Van die bij elkaar 5500 gemeenteleden gaan er dus elke week wel een paar dood, in angstige afwachting van wat dan hun straf zal zijn, en de lezer zal begrijpen dat de parkeerplaats dagelijks gevuld zal zijn met kerk- en/of begrafenisgangers, er is daar niet veel verschil.

Toen ik tegen een buurvrouw in de straat opmerkte niet zo gelukkig met deze gang van zaken te zijn en dat ik mogelijk bezwaar zou aantekenen, werd mij geschokt te verstaan gegeven dat ik dan een belemmering zou opwerpen voor het Koninkrijk Gods. Ja, en welk weldenkend mens haalt het dan nog in zijn hoofd om dat tegen te willen houden? Dus bevind ik mij nu in de gelukkige omstandigheid dat ik met een select clubje straatbewoners kan stellen dat mijn uitzicht nu langzamerhand geheel gevuld wordt met het Koninrijk Gods. Wat kan men zich nog meer wensen, nu het zonlicht langzamerhand verduisterd wordt door de slagschaduwen die de bouwsels in mijn richting werpen. Lezers van de avonturen van Ollie B. Bommel zullen zich misschien de Zwarte Zwadderneel voor de geest kunnen halen: een geheel in het zwart gekleed mannetje dat altijd een parapluutje bij zich draagt om zich te beschermen tegen de regen uit een duister wolkje wat altijd boven zijn hoofd hangt. Straks achter mijn huis: 5500 Zwarte Zwaddernelen, met bijbehorende wolkjes en regen. De zondvloed lijkt nabij.