Schnitzel

Op mijn vakanties in Oostenrijk ligt blijkbaar een soort van doem. Na een aantal jaren genoten te hebben van haast verlammende hitte in het Midden Oosten en het Verre Oosten, was het weer eens tijd voor een Europees avontuur.
Met vrienden werd afgesproken twee weken in de bergen te verpozen. De keus viel op het plaatsje Damüls, iets wat door de dames werd uitgezocht, daarbij geheel voorbijgaand aan het feit dat dit op een hoogte van ruim 1600 meter lag. Men wilde daar veel wandelen en genieten van de zon, begeleid door jodelende lieden in Lederhosen en geklingel van koeienbellen.
De heenreis verliep voorspoedig, zonovergoten, en zelfs bij een tussenstop in het Zwarte Woud, waar het eeuwig schijnt te regenen, bleef het droog.
Zodra we echter de Bodensee bereikten, viel het hemelwater met bakken uit de lucht, en dat werd er bij het bereiken van steeds grotere hoogten en steillere hellingen niet beter op. Tot grote blijdschap van schrijver dezes doemde het chalet eindelijk op uit de grauwe regensluiers, want ik bleek toch niet zo’n held meer te zijn in het sturen van mijn nogal zware auto langs allerlei haarspeldbochten en ravijnen. Met het voornemen om uitsluitend nog in de auto te stappen om over twee weken opgelucht huiswaarts te dalen, installeerden we ons in een ruimte met de bekende gruwelijk zittende wandbanken, starend in de wolken waar je vaag een stilstaande skilift kon onderscheiden en starend naar de beeldbuis waar de webcam de ene na de andere stilstaande in regennevelen gehulde skilift vertoonde, met opgewekte Tiroler hoempa-muziek ter bemoediging.
We zaten op 1643 meter, maar dat had ook bovenop de top van de Mount Everest kunnen zijn.

Voor de boodschapjes moet men hier een paar honderd meter langs een dodenweg afdalen, in de hoop dat er geen tegenligger – die Oostenrijkers gaan allemaal in razende vaart de berg op en af- aankomt. De lokale Spar is dus een soort levensader: eentje die vrijwel niets verkoopt, en dan ook nog tegen woekerprijzen.
’s Nachts lig ik wakker, worstelend met zo’n typisch enorm Alpen-kussen wat zich aan alle kanten om je hoofd probeert te sluiten, luisterend naar het geluid van gorgelend water en gekweld door visioenen van voertuigen en personen die dwars door vangrails en gammele hekjes heen schieten om vervolgens in de peilloze diepten te verdwijnen.
Nu zit ik dan wat ongemakkelijk op zo’n bank dit blogje te typen, waarbij ik af en toe ter inspiratie een blik werp op de bergkoeien die soms door een gat in de wolken zichtbaar zijn. Het moet hier na elke nacht toch bezaaid liggen met runderen die in het stikkedonker van de berg gedonderd zijn, bel of geen bel om de nek. Vermoedelijk worden die heel vroeg in de ochtend, wanneer de toeristen nog niet in arren moede gehuld in plakkende regencapes puffend en hijgend tegen de hoogte op klauteren, stiekum weggehaald, om te worden verwerkt tot duizenden schnitzels, het hoofdvoedsel van de doorsnee-Oostenrijker. Ik bedenk nu trouwens dat daar meest varkens in zitten, maar ja, een koe wil ook wel eens wat anders.
Op YouTube – waar zou de verwende westerling in de regen zijn zonder wifi- ga ik straks maar weer eens wat filmpjes bekijken van ongelukken met skiliften. En zometeen even de Wetter-Vorhersagen van Damüls op wwww.bergfex.at bekijken. Ik las daar van de week dat dit ongeveer de plaats is waar de allermeeste regen van heel Oostenrijk valt. Bedankt hoor, dames, voor het uitzoeken van deze plek.

En vanavond maar weer eens in het goeddeels verlaten bergrestaurant een schnitzel eten, want ik durf eigenlijk nooit meer omlaag. Het ga u allen goed, daar in het zonovergoten lage landje bij de zee.

image

Kamperen in de regen

Opnieuw gutst de regen bij bakken naar beneden want het is Oud-Hollandse zomer in ons land. Hier in de buurt zijn nogal wat campings, en wat moet je als je daar al twee weken staat te verkillen en te verklammen? Dan ga je in vredesnaam maar naar het dorpje B. op de Veluwe, want daar is het zo gezellig op koopavond. Naast de vele toeristen, te herkennen aan witte benen onder korte broek en fleurig regenjack, mag ook de lokale landelijke bevolking zomaar eens van het erf los, om zich te vergapen aan de wonderen van de Hema en andere verlokkingen die je normaal alleen maar in de grote stad in het gevaarlijke westen aantreft. In B. woedt al weken een hevige discussie over de zondagsrust, volgens een flink deel van de bevolking pas “echte recreatie”. Op koopavond echter flaneert hier alles enigszins gebroederlijk door elkaar. Zo’n avond kan nog lang duren als de winkels eenmaal gesloten zijn en je de rest van de tijd moet doorbrengen met het lezen van een goed stichtelijk boek bij het geluid van een tikkende pendule, of  met het droogdweilen van de voortent waarna je van pure narigheid maar tussen de klamme lappen duikt, om midden in de nacht nog een keer met een rol wc-papier onder de arm door het natte gras richting toiletgebouwtje te schuifelen.

Ooit kampeerden wij geregeld op Vlieland. Deels een gruwelijke ervaring, deels prachtig, beide sterk afhankelijk van de plek waar je staat en het weer ter plaatse. De eerste keer arriveerden wij als een soort bootvluchtelingen op Camping Stortemelk, waar enkele miljoenen gasten leken te verblijven. Ergens tussen een enorme berg bagage lag ook onze tent, waarvoor wij vervolgens een plekje moesten zien te vinden. Het grootste deel van de dag bracht mijn gade huilend door, waarbij ik in alle consternatie ook nog de klep van de bagagewagen op haar hoofd liet vallen, terwijl ik zelf als een maraboe tussen de scheerlijnen door hipte om nog wat open plekjes te vinden. Ik moest natuurlijk weer de allergrootste tent hebben, zoals mannen altijd het allergrootste willen. Eigenaardige kinderlijke eigenschap toch. De geluiden op de camping bestonden uit het kletteren van regen op het tentdoek en het liederlijk dronkemansgebral gedurende een groot deel van de nacht. Ik had veertien dagen voortdurend de neiging om met een machinegeweer om mij heen te maaien, en zo togen wij heerlijk uitgerust weer naar huis. Waarom gaat iemand in Nederland toch kamperen. Onder leiding van een gids in een gierende storm en vlagerige regen met een troepje grijze koppen naar een of ander verpieterd plantje op een duinpan te gaan staan kijken. Kinderen die vragen waarom er geen Mac Donalds is. Voor de zoveelste keer naar het Maarten Tromphuis met mooie oud-hollandse pijpekoppen.

Aldus wijzer geworden hebben wij de jaren daarna de uitpuilende Côte d’Azur opgezocht, altijd zon, zo nu en dan een bosbrand, maar een goed glas wijn aan de waterlijn, daar is toch heel wat voor te zeggen. De verwachting voor vanavond: een harde noordwester, met wegtrekkende regen, temperaturen rond de 15 gradern. Daarom maar weer spoedig op stap. Wauwel gaat even een tijdje ontspannen, en laat wat kennissen hier door de ramen naar de regen kijken.

Herfstvakantie-weekend

De herfstvakantie is weer aangebroken en het is vrijdagavond, het mooiste moment van de vakantie, en nog een hele week te gaan…. Al eerder toonde ik hier wat timelapse-filmpjes: een hele serie foto-opnamen snel achter elkaar afgespeeld, met soms verbluffende effecten. Hieronder een hele mooie, illustratief voor het gevoel van vrijheid wat je aan het begin van je vakantie kunt hebben. “Wolken in de herfst”

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=slnsz6Xk7xk[/youtube]