2 minuten stilte, ook digitaal…

Het is weer bijna dodenherdenking en dan brengt een deel van Nederland het op om zowaar weer eens 2 minuten stil te zijn. Dat is een behoorlijke opgave, als ik bijvoorbeeld denk aan de momenten dat mijn dochters nog allemaal thuis woonden en vader Wauwel hun verplichtte om tijdens de uitzending van de Waalsdorpervlakte even de kakel te houden. Zoiets werkt natuurlijk averrechts wanneer je puber bent, en het resultaat was vaak een stilte die onderbroken werd door krampachtig gehik en ingehouden gierende lach, waarbij woedende blikken over de schouder naar de veroorzakers van dit onheil geworpen werden. Mijn vader kon zich bij gebrek aan dochters tijdens de stilte om acht uur ook vreselijk opwinden over buren die bijvoorbeeld de vlag niet uit hadden of over auto’s die de gore lef hadden gewoon door te rijden.

De Waalsdorper Vlakte moet het zijn, en niet de Dam, die  – in mijn optiek – te ver van het gewone volk af staat door de aanwezigheid van allerlei bobo’s en koninklijke types op ereplaatsen.  Op de Waalsdorper Vlakte is het ook stiller, eenvoudiger, bijna totale stilte, die hooguit onderbroken wordt door het zingen van een merel of het geluid van de wind, twee dingen die de stilte daar nóch intenser doen klinken.  We lijken niet meer tegen echte stilte te kunnen. Zelfs twee minuten per jaar is voor een behoorlijk deel van de Nederlanders al te veel moeite.  Er móet gewoon lawaai zijn, anders schijnt men zich niet te kunnen concentreren op waar men mee bezig is. Bijna al mijn leerlingen hebben bijvoorbeeld muziek, of daarnaast ook nog televisie aan tijdens het leren van hun huiswerk. Daarbij komt dan ook nog de computer met MSN en bijvoorbeeld Hyves, dat dit jaar zowaar een digitale dodenherdenking zal toepassen. Bezoekers krijgen rond die tijd een verzoek om digitaal stil te zijn en een getoond gedicht te lezen. Geen slecht initiatief om jongeren, voor wie de oorlog steeds meer een ver-van-mijn-bed-show -voor-oude-mensen is, er bij te betrekken dat niet alles nu zo vanzelfsprekend is. Daarna barst de digitale herrie weer in volle hevigheid los, want herdenken, ja, dat is toch niet echt chill.

Met enige moeite doen we er aan mee. RTL5 bijvoorbeeld ruimt met frisse tegenzin 2 minuten in tussen “Topchef, de jonge professionals”, en “Dames en heren in de dop”, een reality-serie over ordinaire meiden en jongens die worden omgevormd tot “nette dames en heren”,  maar dan wel van het soort waarbij vermoedelijk elk historisch besef en verantwoordelijkheidsgevoel voor een ander ontbreekt. Net 5 doet helemaal niet aan dodenherdenking, want het is natuurlijk oneindig veel belangrijker om vijftien hippe en flitsende kandidaten in alwéér een reality-serie te volgen in hun voor-geld-doe-ik-alles-hang naar vluchtige roem. Het moet tenslotte niet te dol worden hè, een beetje 2 minuten lang niet je ding kunnen doen en niet vèt kunnen kicken.

Hoe gaat dat op Twitter? Misschien moeten we ook tijdens de digitale Hyves-dodenherdenking vrezen voor een digitale Dam-schreeuwer. Blijven we om acht uur als gekken doorblaten met nietszeggende onzin, of kunnen we het, in navolging van Hyves, ook dáár opbrengen om even twee minuten lang onze digitale grote waffel dicht te houden om even te denken aan het feit dat we zonder hen die wij gedenken Twitter in zijn huidige vorm waarschijnlijk onmogelijk zou zijn? Ik ga er voor. Om acht uur, op 4 mei, Twitter even helemaal stil. Hopelijk ben ik niet de enige.

Eeuwige roem met Twitter

Vandaag mocht ik een presentatie geven met als titel:  “Twitter voor digibeten”. Een enthousiast publiek van digibeten had zich dus al vroeg in het zaaltje van het congrescentrum verzameld, onwetend van het feit dat zich eerder op de ochtend tijdens de voorbereidingen al een gruwelijke ramp had voltrokken in de vorm van het volkomen onverwachts uitvallen van het beeld op de beamer. Je test alles honderdduizend keer uit, en toch weet de wet van Murphy telkens weer onbarmhartig toe te slaan. Maar goed, met blij gemoed togen we aan de slag, en het aardige van digibeten is, dat zij de informatie echt met volle teugen tot zich nemen,  je hoort nog nèt geen slurpen. Over twitter kun je uren lang doorkletsen, en het is leuk om te constateren dat er voor veel aanwezigen een wereld openging, terwijl we in het onderwijs toch vaak geneigd zijn om te denken dat alles wat wij vertellen, toch zo welsprekend is. Hulde aan mijn publiek dus, en zelfs toen zich alsnòg een techniekrampje voltrok – de filmpjes in mijn presentatie werden enkel op mijn laptop vertoond, en niet op het beamerscherm – was men bijzonder vergevingsgezind en hield ik de laptop dus maar voor mijn volgelingen omhoog, zodat ze toch nog een glimp van onder andere dit hilarische filmpje konden opvangen:

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=yu4zMvE6FH4[/youtube]

De avond ervoor had ik een Humor Workshop gevolgd, en het effect van onderwijs staat of valt met het gebruik van humor. Zo’n boodschap blijft ongekend lang hangen.  De presentatie verliep verder naar wens, en wie schets dan ook mijn verbazing dat ik enkele uren later in eens mijn naam op twee enorme schermen in de grote zaal zag verschijnen, met daaronder de mededeling dat ik tot beste presentator van het congres was verkozen en een studiereis naar Californië had gewonnen. En dat met 140 tekens! Eeuwige roem werd direct mijn deel, maar die werd al weer enigszins getemperd door het commentaar van mijn geliefde vrouw en dochters die hun oude vader ’s avonds op de website van het congres op video zagen vastgelegd. “Je lijkt wel tachtig!”, “Wat voor drugs heb je daar gebruikt?”, “Het lijkt wel of je een kunstgebit uit hebt!”, “Je bent enorm gespannen daar zeg!”

U kent het wel. Het soort vleiende kreten die het gezin bij wijze van lofuiting de heer des huizes doet toekomen. Je leert er mee leven. Lotgenoten onder de huisvaders, vooral die met drie dochters, zullen er van mee weten te praten.  Het filmpje was ook inderdaad een lichte schok voor mijn vandaag toch wel wat gestreelde ego. Je zal als klas toch een hele dag tegen zo’n vent moeten aankijken en dan ook nog die piepstem aanhoren.  Ik zal dus ook niet zo gek zijn hier de link naar dat filmpje te plaatsen, zó ijdel ben ik dan ook nog wel. Maar, de reis gaat naar Los Angeles, en daar zitten de nodige gehaaide medici die in dure klinieken hun clientèle van beroemdheden in zes dagen tijd een total make-over kunnen geven. Zo’n verzuurde  en door de tand des tijds getekende Twitteraar zal voor hen dus even een simpel klusje tussendoor zijn. Voor het geval de studiereis dus mogelijk een beetje saai zou blijken ( ik verwacht dat trouwens niet ), dan heb ik in elk geval een alternatief, en zal na afloop een Arnold Schwarzenegger-achtig type, maar dan met beeldschoon uiterlijk als van een vijfentwintigjarige, zijn rentree in huize Wauwel maken.

Piemel

Zo’n titel trekt geheid bezoekers. Lange tijd kreeg ik veel blog-visite van lezers die – om ondoorgrondelijke redenen  – op zoek waren naar het ook nog eens zeer archaïsche woord “piemel”. Ik heb blijkbaar de naam in Google opgebouwd  dat je voor piemels bij Wauwel moet wezen. Het zij zo. Als man van mijn leeftijd leer je met dat ding berusten. ’t Is bovendien een wat meer verzachtende term dan de gangbare benaming die je nu overal, ook in de hoogste kringen, hoort bezigen. Het heeft iets potsierlijks, iets aandoenlijks, lachwekkends.  Je staat toch knap voor lul als je het nog over ‘penis’ hebt.

Taal is aan verandering onderhevig. ‘Hun’ moet nou ook kennen, is er door gerenommeerde taalwetenschappers besloten, want als hullie vinden dat ze dat wel kennen, wie ben ik dan om nog dwars te gaan leggen, iemand die het nog over piemels heb ergens in zijn weblog.

De taal verarmt, vind ik. Ook in het onderwijs worden steeds meer docenten niet meer gehinderd door enige kennis van zaken, en kom je in allerlei uitingen, van management tot lesmateriaal, de meest gruwelijke taalfouten tegen. Als de bedoeling maar overkomt, is het credo  onder de bedenkers van het moderne onderwijs.
Binnen afzienbare tijd spreken we allemaal een soort sms-taal, en het zwaardere werk, zoals redevoeringen, wetenschappelijke discussies, kamerdebatten  en preken zal zich verplaatsen naar Twitter.  De Algemene Beschouwingen in 140 tekens.  Denk eens in, welk een enorme tijdwinst daarmee geboekt gaat worden.  Alle preken, en dat zijn er nog  al wat,  hier in dorpje B. op de Veluwe, in 140 tekens! Sta je in een kwartier weer buiten. Er is hier een kerkelijke gemeente die nog een stapje verder gaat. Elke zondagmorgen zit een sporthal vol met blije, enthousiaste lieden, die zelfs zó ver gaan dat zij een taal spreken die helemaal niet meer voor buitenstaanders verstaanbaar is. Even voor de vuile heidenen onder de lezers: ‘Spreken in tongen’, wordt dit genoemd. Men is zó gegrepen door de Geest Gods, dat men zich over geeft aan reeksen onsamenhangende klanken. De voorganger van die kerk zit ook op Twitter: het wachten is op het moment dat hij ook in tongen gaat twitteren, en zijn volgelingen mèt hem.

Wauwel twittert ook natuurlijk, want op mijn leeftijd hol je hijgerig met allerlei trends mee, totdat het moment komt, dat je ook dàt tempo niet meer bij kunt houden en je enige vertier nog zal bestaan uit het in een kringetje spannend doorgeven van de Medizin-bal tijdens het dagelijkse sport-uurtje van het bejaardentehuis. Voorlopig wil ik dus nog even een rots in de taalbranding blijven, waarvan het fundament aan alle kanten wordt aangeknaagd door taalverruwing, – versimpeling en -verarming. Zoek je dus piemels en andere uitdrukkingen uit de steentijd, kom dan naar Wauwel.

Een aardig filmpje over een aandoenlijke piemel tot slot:

 [youtube]http://www.youtube.com/watch?v=5oY2U1vYNVI[/youtube]

De leefwereld van de leerling

Dit ben ik, in een tijd waarin de wereld nog klein was, en waarin die wereld enkel nog tot je kwam via de radio, een kostbaar apparaat wat na lang sparen en veel wikken en wegen werd aangeschaft ( natuurlijk door je vader, want moeder deed de huishouding ): twee knoppen, eentje voor het aan en uit zetten en het geluid, en de andere voor dat wonderlijke zoeken naar de zenders, die fluitend en tikkend langs je oor streelden. Zenders met wonderlijke namen: Beromünster, Lahti, Bayreuth, Budapest, en natuurlijk Hilversum. Dat was de wereld buiten de straat waar je woonde, buiten de Jan Bontelaan in Overveen. Een tochtje naar oma in Zwolle was een enorme reis, een vakantie naar Texel een regelrechte expeditie. De toestand in de wereld werd je uitgelegd door meester G.B.J.Hilterman en de onlangs overleden commentator Henk Neuman. Een commentator; wie luistert er nog naar een commentator? Wij becommentariëren de wereld tegenwoordig zelf. Direct, á la minute, bijvoorbeeld via Twitter.

Die wereld zonder twitter, die wereld van Hilterman en Neuman, was een kleine wereld, als een warme deken om je heen, ondanks dreiging van Koude Oorlog. Die wereld was jouw kleuterschool, jouw basisschool en jouw HBS of MULO of Middelbare Meisjesschool, ik noem maar wat.  Eerst via de radio, later via de televisie, een enorme lompe kast waar op woensdagmiddag alle kinderen uit de buurt op dat ene uitverkoren adres om heen geschaard zaten, ademloos luisterend en kijkend naar de Verrekijker, die ons een blik gunde op de wereld die al wat verder dan ons eigen stad of dorp lag. Wij kregen die wereld van de volwassenen, en namen hem gretig tot ons. Lessen op het schoolbord, het schoolreisje naar Artis, met de Spido door de haven van Rotterdam en uitkijkend vanaf de Euromast. Tienertoer.  In je vrije tijd las je een spannend boek,  je bestudeerde het album met ansichtkaarten van je moeder uit verre landen ( Duitsland, België , Luxemburg ) voor de zoveelste keer, en als je tot de kapitaalkrachtige gezinnen behoorde keek je op zaterdagavond naar die ene zender op TV.

Binnenkort mag ik een presentatie ( over Twitter ) verzorgen op een conferentie over onderwijsvernieuwing en ICT. Het thema van die bijeenkomst is: “De leefwereld van de leerling”.  Die wereld is drastisch veranderd sinds de tijd dat ik zelf leerling was. Een jongere nu krijgt in één dag van z’n leven meer informatie te verwerken dan een middeleeuwer in zijn hele leven. In de tijd waarin de bovenstaande foto werd genomen, kreeg je denk ik per dag net zoveel informatie binnen als een middeleeuwer in een week te verwerken kreeg. Vooral via de enkele zender op de radio. Via de ene krant die ’s avonds op de deurmat lag. En na een tijdje via het NTS-journaal. Vijftien minuten per dag. Altijd via een trechter, altijd een selectie. Een wereld die voor ons door volwassenen geschapen was. Daarna weer rust, tijd voor lezen en spelen.

De leerling nu moet een expert zijn in filteren van nieuws wat steeds meer ongefilterd binnenkomt. De leerling leeft in een voortdurend informatiebombardement, waar hij zich zappend, vierentwintig uur per dag, schijnbaar met luchtig gemak door heen baant. Steeds meer informatie, steeds sneller, steeds heftiger en steeds indringender, binnenkort ook nog in 3-D.
Die leerling nu leeft in een wereld die de hele aardbol omvat, hij vliegt er in razende vaart rondjes om heen via Google en sociale netwerken, en naast onze wereld leeft die leerling ook nog eens in diverse andere werelden, de Cyberwerelden van World of Wacraft en andere buitenaardse omgevingen. Hij maakt nu zèlf zijn wereld en richt die in met wat voor het grijpen ligt en met wat aangeboden wordt. De nieuwe wereld kent geen grenzen meer, en bestaat uit een steeds verder samensmeltende reële en virtuele wereld. De school, vroeger toch naast de huiselijke omgeving het belangrijkste deel van je leven, is nu haast verworden tot een hinderlijke onderbreking van de echte wereld. De leefwereld van de leerling is steeds meer een BELEEFwereld geworden

De leerling van nu zal nooit meer lijken op de leerling van toen, en zal veel meer weten dan de leerling van toen, maar weten en ook nog eens tòt je nemen zijn wèl twee verschillende dingen. Daar heb je namelijk tijd voor nodig. Dáár moeten we ons op school maar eens op gaan focussen.
Eigenlijk ben ik vijftig jaar te vroeg geboren. Dan had ik zéker anders op de foto gestaan:

Op naar de Conferentie en de bitterballen

Enkele docenten op weg naar het informatica-congres
Enkele docenten op weg naar het informatica-congres

Zo af en toe heb je als eenvoudig onderwijsgevende de eer om eens even het dwingend keurslijf van de school te mogen verlaten voor het bezoeken van een leerzame conferentie. Wel, daar offer ik graag een Bapo-dagje voor op. In de praktijk komt van die Bapo-dagen toch al niet veel terecht, want elke keer betrap ik mij er weer op dat ik tòch weer voor school aan het werk ben.  Een gunstig teken, want dan vind je het werk wat je doet, blijkbaar leuk. Wat doe ik dan voor werk? Nou, dat is een baan die ik zelf bedacht heb: ict-coach. Wij zijn maar gestopt met het bijbrengen van de beginselen van bijvoorbeeld Office 2007 aan pubers die vaak op de docenten al een mijlenverre voorsprong hebben. Geen informatica-lessen meer. Stop daar maar mee, collega’s.  Wat we dus nu doen is op afroep de fijne kneepjes bijbregen gedurende korte cursusjes of workshopjes, want soms krijg je gruwelijk in elkaar geknutselde stageverslagen binnen, en dan is het wel handig als ze eerst eens een fatsoenlijke inhoudsopgave kunnen maken. Of we gaan gedurende een pauze eens Twitteren, of webloggen, of en de slag met Google Maps. Allemaal leuke dingen.
Ook collega’s zijn een dankbaar lesobject. Je merkt dat de digitale kloof tussen leerlingen en docenten in een razend tempo groter wordt: veel docenten zijn enorm trots waneer ze voor het eerst een Powerpoint-presentatie in elkaar hebben geploeterd, met als resultaat her en der over het beeldscherm stuiterende teksten en plaatjes, bij voorkeur begeleid door allerlei geluidjes als applaus en ontploffende bommen, waarbij het publiek met stekende hoofdpijn amechtig achterover tolt.
Je moet zo’n enthousiasteling dan voorzichtig aangeven dat het allemaal wel wat minder kan, waarbij je moet oppassen het prille genot niet te laten omslaan in haat jegens alles wat ook maar enigszins met computers te maken heeft. Er zijn scholen waarbij docenten blij de whiteboard-marker ter hand nemen om daarmee het dure digiboard vol te kalken met wiskundige formules of spellingsregeltjes.

Gisteren mocht ik een groep collega’s inwijden in de geheimen van een electronische leeromgeving, in dit geval It’s Learning. Het is bijna aandoenlijk om te zien hoe leuk men het vindt om een lesje niet alleen in te typen, maar ook in te spreken. Gevoelens van de ontdekking van het vuur. Daar half Nederland tegenwoordig dyslectisch hoort te zijn, is zoiets ook heel prettig voor de lerende partijen.
Morgen mag ik als ICT-coach naar de I&I-conferentie in Lunteren. Op de wat somber ogende website lacht een groepje wat oudere dames en heren ons toe en nodigt ons uit om naar het centrum van Nederland af te reizen, waar draadloos internet en mobiele dekking in eerdere aflevering van het congres een regelrechte ramp was. Nu ga ik daar zelf een presentatie verzorgen, dus er wel enige knagende ongerustheid, want ik ga de aanwezigen een snelcursus “Twitter voor Twitterbeten” geven, en voor zoiets heb je toch wel internet nodig.
Waarom eigenlijk? Jongeren – onze doelgroep –  twitteren nog nauwelijks, maar houden zich liever onledig met – vinden wij – zinloze berichtjes via SMS of MSN. Maar er zijn tekenen dat het laatste bolwerk, namelijk Twitter,  waarop bejaarden ( dus alles wat ouder is dan dertig jaar ) nog krampachtig een meerderheid in stand houden, ook aan slijtage onderhevig is. Steeds meer jongeren hebben mobieltjes met internet-toegang, en het beste platform daarvoor is onomstotelijk de iPhone. Ik durf te stellen dat het succes van mobiel internet staat of valt met het bezitten van een iPhone. Op geen enkele apparaat wordt zoveel geïnternet – en dus ook getwitterd – als op de iPhone.  ’t Is ook het enige appraat waarop ik met mijn stompe vingers nog een beetje uit de voeten kan. Ik heb in een vlaag van gadget-freak mijn vrouw een netbookje cadeau gedaan, ondanks hevige protesten en onwil om het ding te gaan gebruiken.  Dat gaat morgen ook mee, en dus moet ik vooral mijn leesbril niet vergeten, anders wordt het wel een genante vertoning: een oudere heer die dubbelgevouwen achter een mini-noteboekje, met behulp van een loep de toetsjes van zijn presentastie bedient.

We zullen het zien morgen: heb ik slecht bereik, dan moet ik improviseren, maar daar hebben onderwijsgevenden geen problemen mee. Wat mij trouwens wel elke keer weer opvalt bij zo’n conferentie, is het grote aantal grijze koppen. Allemaal zijn we bang om misschien nog verder achterop te raken, en dus zuigen we gretig alle nieuwtjes in ons op, waarbij ik zelf natuurlijk ook overal vooraan wil staan. Heerlijk, zo’n dagje met gelijk achtergestelden onder elkaar. De doelgroep zelf, waar het allemaal om draait, is opvallend afwezig. Die zit natuurlijk wezenloos tijdens de les op  MSN, en is blij omdat er flink wat uren uit vallen vanwege het feit dat de leraren massaal naar Lunteren zijn afgereisd. Die oudjes toch, wat zoeken ze daar? Het huiswerk wordt tevoorschijn gehaald, internet gaat aan en men luistert ondertussen naar onderstaande clip, de boxen op vol vermogen:

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=I27J39oQUaw[/youtube]

Ach, laat ons maar begaan, en gun ons een leuk congres. Gun ons onze bitterballen tussen de middag . Want heel soms kunnen we jullie toch nog wel wat nieuws bijbrengen. En zo blijft het leuk.

O ja, voor de liefhebbers: ivm. met mijn presentatie morgen, aan de twitteraars het verzoek om via een tweet hun stem uit te brengen m.b.t. de volgende stelling:
“Twitteren onder jongeren gaat het in 2010 helemaal maken”.
1 Eens
2 Oneens
3 Geen mening

Wil je daarbij op de volgende manier twitteren: Allereerst het nummer van je keuze, en direct daarachter het woord “Lunteren”. Dus bijv. 1Lunteren. Verder niets. We kijken hoe dit experiment morgen uitpakt. Als alles lukt zouden de stemmen life in mijn pp-presentatie moeten verschijnen.

De school van de toekomst

schoolbordDe meester tegen de kindertjes op de eerste schooldag na de vakantie: “Zo kinderen, twitteren jullie maar eens in maximaal 140 tekens wat jullie allemaal de afgelopen vakantie hebben gedaan!”
Nu ook voor Wauwel de karig bedeelde zomervakantie ( even wat ogen uitsteken ) bijna voorbij is, breekt de tijd aan voor wat ideeën over de toekomst van het onderwijs. Trouwe lezertjes weten dat ik daar wel wat gedachten bij heb, waarvan ik er nu weer beknopt wat zal ventileren.

De school van de toekomst kent geen vakantie meer, en is 24 uur per dag, 7 dagen per week geopend, het hele jaar door. Jaloerse lieden die ons onze vakantie niet gunnen, zijn hier gelijk mee tevreden gesteld.
Vroegâh had je voor leerlingen twee dingen: de vrije tijd en de school. De school begon om half negen, eindigde om een uur of drie en daarna was het thuis huiswerk maken en voor de rest vrije tijd voor bijvoorbeeld een beetje tv-kijken, de sjoelcub, de sigarenbandjesverzamelclub, de voetbalclub, de Arendsoog-boekenleesclub, de knutselclub of voor mijn de kantklos-club. Internet nog nooit van gehoord, mobieltjes nog nooit van gehoord.
Een school die nu nog steeds aan deze traditie vast houdt, is wel zóóó 2008. Jongeren willen nu 24 uur per dag online zijn. Statistieken tonen dat ook aan, en in de grafieken zie je tijdens dat online zijn een enorme dip: die is niet ’s nachts, wat je zou verwachten, maar juist op de momenten dat ze op school zitten. De school is dus blijkbaar een hinderlijke onderbreking van hun dagelijks leven, wat zich tegenwoordig ook voor een belangrijk deel virtueel afspeelt, en wat bovendien nog eens oneindig veel meer bezigheden kent dan 20 jaar geleden. De huidige scholier verwerkt op één dag meer informatie dan een middeleeuwer gedurende zijn hele leven.
Logisch dan ook dat zo’n middeleeuws instituut als de school, met z’n vaste lestijden en leermomenten, steeds meer een anachronisme wordt in het drukbezette leven van de moderne jongere. Daar lopen nog docenten rond die een computercursus moeten volgen, om op de hoogte te geraken van al die nieuwerwetse technieken. Er zijn er bij die het verschil tussen MSN en SMS niet weten. Of die het hebben over een “webside” in plaats van een “website“. Het lijken wel ouders. Er zijn scholen die de levensader van jongeren willen afsnijden: die verbieden het gebruik van mobieltjes binnen de school.  Vraag een jongere of hij of zij een dagje zonder mobieltje kan, en je weet van te voren wat het antwoord is.  als ik aan mijn dochters voorzichtig voorstel of het misschien handig zou zijn om hun mobieltje ’s nachts uit te zetten, want waar heb je dat nu ’s nachts voor nodig en zo, dan wordt ik aangekeken of ik helemaal gek geworden ben. Stel je voor dat je ’s nachts een berichtje mist. Berichtjes, die inderdaad op de meest krankzinnige tijden binnenkomen.

Hippe scholen begeven zich hier en daar voorzichtig op de Twitter-markt. Voorlopig is dat zinloos, totdat elke jongere een mobieltje heeft met internet-verbinding.  Maar de school die zich nu in het aanbod van de lessen en het lesmateriaal niet gaat oriënteren op de mogelijkheden van het mobieltje, die gaat de boot missen. En dan bedoel ik niet het mobieltje waar veel docenten mee rondlopen, dus eentje waar je mee kunt bellen en waar hier en daar nog een antenne op zit. De nieuwe mobieltjes hebben allemaal snel internet, audio-visuele mogelijkheden en zijn rechtstreeks verbonden met schoolnetwerk, met de digitale schoolborden, met de docent, de klasgenoten, de laptop thuis en de e-reader in de klas en met de hele wereld.  Het nieuwe mobieltje is een soort uitbreiding op onze hersenen geworden, een nieuw lichaamsdeel.

De school van de toekomst blikt zijn beste docenten en zijn beste lessen in, is reëel èn virtueel 24 uur per dag open, en staat klaar voor de leerling op het moment dat het hem of haar uitkomt, dus niet wanneer het de school uitkomt. Dat ook nog onafhankelijk van de plek waar leerling, docent of school zich bevindt. Klassikale lessen op vaste tijden verdwijnen, en wat daar voor in de plaats komt bestaat uit hapklare, direct toepasbare informatie die wordt aangeboden wanneer daar op dat moment vraag naar is. En die informatie dient dan ook nog eens eindeloos via internet herhaald te kunnen worden.

De nieuwe school heeft vier knoppen: “PLAY-FAST BACKWARD-FAST FORWARD-STOP/PAUSE”. Daar kun je eindeloos op drukken, en zolang iets knopjes heeft, geluid maakt en licht geeft, dan is aandacht verzekerd.  De school van de toekomst draagt de leerling altijd met zich mee, in de vorm van het mobieltje in de broekzak.