De relativeringstheorie van Reinstein

Vandaag had ik – nota bene op mijn BAPO-dag – een gesprekje met een redelijke gezaghebbend persoon ( nee, niet mijn directeur ) over het ICT-gebruik van de bloem der natie, onze pubers dus. Er is namelijk sprake van een regelrechte generatiekloof als het gaat om digitale vaardigheden en interesses. Voor onze leerlingen zijn wij, eenmaal de dertig gepasseerd, mastodonten uit de steentijd, die al jaren lid zijn van de Commodore 64– hobbycomputerclub, die een mobieltje gebruiken om te bellen en die nog prehistorisch emailen. Sterker nog, de meeste jongeren hebben denkelijk nog nooit van een Commodore 64 gehoord en denken dat het hier om een automerk uit het voormalige oostblok gaat.

Ik weet nog goed: toen ik als een kind zo blij mijn Commodore 64 aan de huiskamertafel uitpakte, verkondigde ik met ernstige zekerheid aan mijn wat moedeloos toekijkende vrouw ” Nu zal ik nóóit meer iets anders hoeven. Dit apparaat kan alles!”. Ik was deelgenoot geworden van een andere wereld, van de nieuwe wereld. Het leven zou nooit meer hetzelfde zijn. Avonden bracht ik door met cassettebandjes, die na een half uurtje knerpende en piepende geluiden ( de “machinetaal” ) een nieuw programma op het beeldscherm toverden, bijvoorbeeld een balletje wat van links naar rechts en vice versa over de beeldbuis stuiterde, onder het voortbrengen van een spannend “Bliep”! Het vliegen met de Flightsimulator over een uit witte lijntjes op een zwart scherm bestaand landschap, het was allemaal nèt echt.

Uren lang verlustigde ik mij aan het spelen van de Olympische Spelen ( u kunt het hier wel ergens online spelen ), waarbij je met een bomvrije joystick als een bezetene heen en weer bewegend een atleet, bestaande uit een aantal blokjes, over het gravel kon laten rennen. Na afloop had je meer spierpijn dan de echte atleet. In de ogen van mijn vrouw leed ik waarschijnlijk toen al aan ernstige geestelijke vergrijzing, iets waar het onderwijs heden ten dage flink onder te lijden heeft, al gaat het dan meer om lichamelijke aftakeling van het personeel. Dat was nog geen dertig jaar geleden.

Intussen begint elk ICT-congres wat ik bezoek, steeds meer op een uitje van het geriatrisch instituut te lijken, waarbij wij allen hebberig led-sleutelhangers, muismatjes en nòg meer USB-stickjes met reclame-opdruk bij elkaar proberen te sprokkelen, en waarbij wij ijverig bij elke prijsvraag onze visitekaartjes in een vissenkom doen, in elk geval in ruil voor een pepermuntje en hopend op zo’n mooie iPhone of een digitaal lespakket. Daar schamen we ons natuurlijk wèl een beetje voor, dus doen we dat quasi ongeïnteresseerd op de manier van “ach, laat ik in vredesnaam dat prijsvraagformuliertje dan ook nog maar even invullen”. En we zorgen dat we ten tijde van de uitslag toch vooral wèl een beetje in de buurt van de stand staan. En zo’n hinderlijke vertegenwoordiger, die je na een paar weken opbelt dat je helaas geen prijs gewonnen hebt maar die wèl een interessante aanbieding voor je heeft, ach, die wimpel je met een smoes wel af. Het zijn een soort doldwaze dagen van de Bijenkorf.
De schaarse aanwezige jongeren zien het allemaal geamuseerd aan, want die hebben al lang een iPhone en die hebben allemaal oneindig veel meer vrienden op Hyves dan wij, voorstrompelende digitale achterblijvers.

Maar goed, tijdens ons gesprek kwam ook de enorme hoeveelheid hardware ter sprake die in het onderwijs is gepompt, met het doel een voor de jongeren aangenaam digitaal klimaat te scheppen, want tegen alle flitsende multiplayergames, social communities en andere online werelden denken de onderwijsbeleidsmakers ( vaak zijn dat door dure adviesbureaus aangestuurde schoolbesturen ) toch het nodige tegenwicht te moeten bieden, in de vorm van hippe websites en zoekmachines, met smartboards, digiboards, electronische leeromgevingen en laptops, om zo de begeerde leerlingen te lokken, want al die uitgaven moeten natuurlijk wèl weer ergens bekostigd worden.
Zo wordt er dus in de voorlichtingsfoldertjes kwistig gestrooid met Engelse kreten en met mooie spullen die “in een uitdagend leerlandschap” zijn geplaatst.

Mijn vrouw werkt part-time, samen met nog een stuk of zes part-time dames op een heel klein basisschooltje met een groot aantal probleemleerlingen. Gemiddelde leeftijd van het team is rond de veertig. Haar schoolbestuur had met een of ander ICT-bedrijf een dealtje gesloten over de aankoop van digitale schoolborden van een onbekend merk, in de trend van “drie halen, twee betalen”. Vóór de grote vakantie werden die vervolgens als zijnde het Ei van Columbus in de klas opgehangen, met als extraatje twee laptops.
Een jongetje uit groep acht heeft nu, uiteindelijk na maanden, één der laptops aan de borden weten te koppelen, met als resultaat een enthousiaste leerkracht die meende nu met het digitale schoolbord te werken waar het in deze opstelling slechts een veredeld diascherm betrof. Het schoolbestuur slaat zich naar de blije ouders toe op de borst, want “moderne leermiddelen”, het toverwoord wat alle les- en bekostigingsdeuren opent.

Vanmiddag stond hier in het plaatselijke sufferdje een klein stukje over een groep kinderen uit Tsjernobyl. Die komen hier elk jaar een beetje aansterken en in de watten gelegd worden. Zes kinderen  kregen van de plaatselijke Blitz-optiek ( ik noem gewoon de naam maar even, want hun actie verdient lof! ) een brilletje; ze bleken ongeveer geen steek te kunnen zien, laat staan een digitaal schoolbord op een schooltje ergens in de buurt van Pripyat waar men al dolgelukkig zou zijn met een door het westen afgedankte Commodore 64……

Ik wil maar zeggen, waar maken we ons in het Nederlandse onderwijs eigenlijk druk om. Leren doen de scholieren toch wel, dat zit hem in de leeftijd. En als het om ICT gaat, leren we meer van hèn dan zij van ons. Alles is relatief.

Rein ( Wauwel )

Dag van de leraar, deel 2: Docendo Discimus

Om mijn school is het gebruikelijk de week te beginnen in de personeelskamer, alwaar één der collega’s vervolgens enige overpeinzingen op ons los laat. Even een moment van contemplatie en bezinning in de tredmolen des levens, zouden boosaardige tongen kunnen beweren.
Sinds kort hangt daar ook  – heel modern – een beeldscherm, dat nogal slordig tegen de muur aangetroffeld lijkt. Ergens bovenuit steekt een stuk stevig betonijzer waaraan een olifant nog een onbezorgde oude dag zou kunnen doorbrengen. Blijkbaar acht men de mogelijkheid aanwezig dat een tegendraadse docent het appraat een keer met grof geweld te lijf gaat als het getoonde lesrooster niet geheel naar wens is.
Vandaag prijkten in het kader van de weekopening op het scherm de woorden “Docendo Discimus”, vrij vertaald: “door te onderwijzen leert men”.
Nu heb ik vandaag onderwezen ( Dat je een sollicitatiebrief niet met “Hallo, na aanleiding van” moet beginnen, bijvoorbeeld ). Ik heb dus ook wat geleerd. Er was een vervelende knaap, lollig doen met een petje en zo, tijdens een belangrijke uitleg. Het raam open en bij kop en kont naar buiten zeilen zou een ideale oplossing zijn. Schuimbekkend van woede het joch de deur wijzen kon ook. Dat geeft een hoop sensatie en doet het goed op YouTube. Dus onderbrak ik hem even in zijn geestigheden en zei: “Ik vind je een aardige knaap, even goede vrienden, maar je gaat nu wel even naar de Duplo-hoek in de aula, en héél misschien mag je er volgende keer weer in als je het eerst netjes komt vragen.”
Doodse stilte gelijk in de klas, en daarin hoorden we hem duidelijk en welgemeend stamelen “O, sorry meneer, dit was niet mijn bedoeling”. Dat had ik niet direkt verwacht van zo’n doorgeschoten puber. Niet te snel oordelen dus, en de volgende keer mag hij dus braaf weer naar binnen. Van hem zal ik geen last meer hebben, en hij van mij niet meer. Een pluimpje kan hij van mij krijgen. Docendo Discimus.

Verder was het een leuke en leerzame les. En omdat het Dag van de Leraar was, had het management gelukkig tijdig voor taart gezorgd. Daar kan geen onderwijsvernieuwing of vergadering tegenop.

Dag van de leraar

[youtube]http://nl.youtube.com/watch?v=zPMm5RE6rj0[/youtube]

Vanochtend bij het ontwaken doorstroomde mij een warm gevoel: het is vandaag de Dag van de Leraar! Terwijl buiten de regen met bakken uit de lucht viel en een gure westerstorm de dakpannen deed rammelen mochten wij ons verheugen op een dag vol festiviteiten, waarvoor wij onlangs gratis toegangskaartjes voor het Openlucht Museum hadden ontvangen. Met ons eenvoudig salaris is zoiets natuurlijk een enorme financiële meevaller, maar we zijn- gezien de barre weersomstandigheden – toch maar niet gegaan en bovendien hadden we het nog druk met correctie en lesvoorbereiding.
De feestlocatie – het Openlucht Museum – is trouwens treffend gekozen; temidden van bouwsels uit de oertijd, versteende gebruiken en andere lang vervlogen zaken mogen moderne lesgevenden gezellig met elkaar en met de minister in een hopeloze discussie. Zoals tegenwoordig gebruikelijk is er natuurlijk een swingende Engelstalige benaming: “World Teacher’s Day”, en worden wij ook uitgenodigd om deze gebeurtenis morgen op school uitbundig te vieren, bijvoorbeeld door het uithangen van een speciale vlag. Het thema is dit jaar heel vermoeiend “Inspiratie”. We mogen in het museum gaan schilderen en zingen, goochelen en we mogen ons verlustigen aan “speeddates” (?). Er is ook een workshop “Loyaliteit”; ik durf er niet te aan te denken waarop die loyaliteit gericht zou moeten zijn. Mocht het ons allemaal wat te uitbundig en te loyaal worden, dan is er nog plek voor reiki, paarden en coaching, hatha yoga en stoelmassage ( …. ) Allemaal typische bezigheden van de moderne docent.

Natuurlijk vindt ook weer de verkiezing van de “Leraar van het Jaar” plaats. De MBO-leraar van het afgelopen jaar, die zijn enthousiasme voor het competentie-onderwijs niet onder stoelen of banken steekt,  houdt ook een weblog bij. Een ieder die dit leest, zal helaas tot de conclusie komen dat het hier zeker niet om een docent Nederlands gaat ( “wat meer als bij de andere”) . Wie zich een beetje inspant en zich niet al te zeer aan zijn grote hoeveelheden gruwelijke taal- en stijlfouten ergert, zal de boodschap nog enigszins kunnen ontcijferen. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar het taalniveau van de komende MBO-leraar van het Jaar, maar fatsoenlijke beheersing van het Nederlands schijnt tegenwoordig in het MBO in veel gevallen een hinderlijk bijkomstige competentie te zijn, voor zowel leraren als leerlingen, zeker als het gaat om grote ROC’s.

Mijn jongste dochter zit sinds kort ook op zo’n hip en vooruitstrevend ROC, en brengt de dag daar in het algemeen door met veelvuldig MSN-nen: een vrije vertaling van het begrip “aan je competenties werken”. Leerkrachten ( ‘coaches’ ) ziet ze daar niet veel; denkelijk zijn die allemaal met een weblog of vergaderen bezig. Die willen vast allemaal Leraar van het Jaar worden.

Morgen word ik dus als eenvoudige leraar vermoedelijk flink in het zonnetje gezet door mijn management. Dat wordt een tijdje stevig handenschudden. En buiten regent het steeds harder……dan nu maar wat stoelmassage.

Kabouter Plop

De doorsnee-docentenkamer op een doorsnee-onderwijsinstituut is in het algemeen geen lichtend voorbeeld van toonaangevend design. Jan des Bouvries-meubeltjes ( vreselijke dingen trouwens van een vreselijke man ) zul je er niet aantreffen, en er zal nooit door een chique woonblad een ‘main-item’ aan gewijd worden onder de wervende kop: “Compromisloos relaxen voor docenten” of zoiets.

Met mijn docentenkamer is het al niet anders gesteld. Eerder schreef ik al een overdenking over het morsige meubliair en de vlekkerige vloerbedekking, alles in de tinten die een diepvrieskip in verregaande staat van ontbinding vertoont.  Ook de hoeveelheid aasetende vliegen die men rond zo’n kadavertje aantreft is in onze ontspanningsruimte ruimschoots aanwezig.
Met de nieuwe directeur, nu al weer bijna een jaar werkzaam, lijkt er een voorzichtige kentering aan te komen. Deze ( en dan bedoel ik die kentering ) maakte zich bij de start van het nieuwe schooljaar openbaar in de vorm van een LCD-tv, nonchalant hangend aan één der wanden ( de tv, niet de directeur ), waar de ruimte nog niet werd ingenomen door een echt handgeschilderde herinneringstegel van een landbouwbouwschool ergens in het plaatsje Dnrzetrpopovskavitch in een of ander oostblokgat, of door een groepsfoto die om onduidelijke reden ergens hoog in de hoek van de muur en het plafond was geperst. 

Deze nieuwerwetsche machine nu dient gebruikt te worden bij bijvoorbeeld weekopeningen door docenten, boeiende presentaties en gewichtige mededelingen. Ik stel me bij dat laatste dan een opperste sovjet-achtig management voor, gehuld in bontjassen en mutsen, dat ons tegen tegen een wanstaltig gekleurde mahoniehouten achtergrond in de barbaarse kou en vliegende sneeuwjacht toespreekt over de te behalen targets voor het nieuwe cursusjaar en hoe wij daar als dankbare arbeiders aan mee mogen bouwen. Schetterende fanfare vooraf natuurlijk. Waarna bloemenlegging en parade van met vlaggetjes zwaaiende leerlingen op schoolvoertuigen.

Die hele kamer heeft inderdaad iets oostblok-achtigs. Of we bijeen gekleumd in een soort kolchoz zitten of zo. Een bakstenen wand, een koffiemachine die vooral dode vliegen uitspuwt, een vitrine-kast met glimmend geplastificeerde bekers voor onbestemde wedstrijden uit een grijs verleden, toen de sportbeoefenaars nog in een plusfours-broek over het veld draafden achter een varkensblaas aan. Een bijna wandvullend mokkenrek, vol met keramieken vaatwerk waar aan hysterie grenzende docenten hier en daar in wanhoop komplete brokken uitgebeten hebben.  De mijne moet er ook nog ergens staan, maar die is geloof ik langzamerhand vergroeid met het geheel. Te herkennen aan het vervaagde en bevlekte opschrift: “Overwerkt en onderbetaald”, ooit aangeschaft toen ik tijdens een periode van overspannenheid een weekje mocht verpozen in Centerparcs.

Voortaan kan men zich tijdens de pauzes onopvallend rond de beeldbuis scharen om zich daar te laven aan een directie-toespraak, of zoals van de week, aan Kabouter Plop. Je moet er wel vrij dicht op zitten, want het formaat ontstijgt maar nèt dat van de gemiddelde routeplanner en een loep aan een touwtje is misschien nog een aardig klusje voor één der conciërges, maar ja, een docentenhand is gauw gevuld.

TMF: Zet je leraar te kakken en win een laptop

Eggies leuk: treiter je leraar!

Het kan dus allemaal nog erger en nog dieper zakken.

Geheel in stijl met de trend om je toch maar vooral als populair te profileren ten koste van anderen, heeft muziek- en puberzender TMF toch wel een nieuw dieptepunt bereikt met een actie, waarbij de winnaars een “vette laptop” kunnen verdienen: “Treiter je leraar nèt zo lang totdat je de klas wordt uitgestuurd en zorg ervoor dat je klasgenoten daar een filmpje van maken. Het leukste filmpje wint de prijs.”

Voor wie het echt niet gelooft – en daar kan ik me iets bij voorstellen- hier de link: http://www.tmf.nl/checkthis/schoolisuit/

Dolgeworden pubers kunnen daar alvast een spelletje spelen, en wanneer je verder rondneust op deze door getraumatiseerde overjarige pubers gemaakte site, zul je daar ook een oproepje vinden om één en ander lekker met het mobieltje vast te leggen. De resultaten kunnen gepost en bekeken worden op http://www.kijkditnou.nl/. Dat is pas leuk! Die suffe leraren ook! De eerste resultaten van deze enorm gevatte en van hoge intelligentie getuigende stunt zijn reeds geplaatst.

TMF verdedigt zich met het argument dat “leerlingen er juist over na zullen gaan denken als ze het filmpje zien”.

Men kan zich terecht afvragen, of er bij TMF überhaupt wel wordt nagedacht, laat staan bij de schare volgelingen.
Website Geen Stijl – ook niet bepaald één van mijn favorieten, heeft nu  zowaar een tegenactie gestart: “Trap een TMF-er in elkaar, film dat en win een nóg vettere laptop“.

Ik ben het niet vaak met Geen Stijl eens, maar in dit geval kunnen ze haast op mijn warme sympathie rekenen.

Start

Het leven van een docent is zwaar en vol gevaren en onzekerheden. In Texas kun je tenminste nog een beetje een wapen dragen, maar hier mag dat ( nog ) niet. Voor scholieren geldt eigenlijk hetzelfde. Vandaag een nieuw klasje op introductiekamp gestuurd. Tweeëntwintig grote pubers zitten allemaal heel gedwee en bleekjes bij elkaar, want ze hebben elkaar nog maar één keer eerder gezien tijdens een korte kennismakingsbijeenkomst voor de zomervakantie.
In de gang, of ergens op het schoolplein, staat – verdekt opgesteld – nog een enkele vader of moeder, en heel soms zie je de blik van het bijbehorende kind nog even snel opzij schichten : zal mams of paps daar nog staan, en niet te opzichtig in beeld? Ze hebben een goed excuus om nog wat ouderlijke ondersteuning mee te nemen, want er moet heel wat bagage op de fiets worden verstouwd en dan is het handig als je althans het eerste stukje van de dertig kilometers die nog voor hen liggen wordt gebracht.
Die bagage is verstouwd in zonderlinge verpakkingen, en bestaat uit een hoeveelheid die eerder doet denken dat men drie maanden dan drie dagen op vakantie gaat.

Waar gaat het heen dan? Naar een met waterplassen gevulde zanderige vlakte ergens in de bossen bij Apeldoorn, waar men in wat tochtige tenten slaapt op betonnen platen. Natuurlijk is twintig procent van de meegebrachte luchtbedden lek, want ondanks alle adviezen ga je natuurlijk niet eerst thuis testen of het niet leeg loopt. Geen alcohol, niet van het terrein af. Ze pikken het zonder morren, terwijl ze zich in een normaal weekend misschien wel enthousiast te buiten gaan aan gezellig coma-zuipen. Ja, daar zijn ze nu nog te verlegen voor. Er vallen pijnlijke stiltes in het lokaal bij het binnendruppelen, zoetjes zitten ze op hun stoel. Er is eigenlijk geen enkele verschil met een eerste schooldag op de lagere school. Ja, er zijn minder ouders mee, maar een aantal leerlingen voelt zich zeker nèt zo ongelukkig als toen, zo’n tien à twaalf jaar geleden. Zometeen fietsen ze weg. Daar staat moeder. Niet te hopen dat ze zwaait, dat staat zo gek, en al zeker niet terugzwaaien als ze het toch doet. Stel je voor dat de anderen het zien.
Het hele stel draait de bocht om en uit het zicht. Vader of moeder stapt in de auto en rijdt weer naar terug, alleen.

Straks, over drie dagen, zitten ze weer allemaal thuis aan tafel, met stoere verhalen, een grote mond, en nadrukkelijk aanwezig. Nu nog even niet. Nu moeten ze eerst nog even wennen. Nog één keertje kind zijn. Nu kan het nog. 

Onze Roderick op de privé-school

Het journaal bracht ons gisteravond een reportage over de -uiteraard in het Gooi gelegen- eerste privé-basisschool in Nederland, waar men het nieuwe schooljaar gaat starten met vier leerlingen, die allemaal natuurlijk bovengemiddeld intelligent zijn en minstens naar het atheneum moeten, alleen ja, het komt er nog niet zo uit, maar dat is natuurlijk de schuld van de te grote klassen, de enge buitenlandse kindertjes en de onderwijzers die niet meer tot tien kunnen tellen.

Zo ontmoetten wij Roderick, het zoontje van twee zeer beschaafd sprekende welgedane ouders, die de journaalploeg, losjes gezeten in de keuken met roestvrij stalen kookeiland, in hun rietgedekte villa te woord stonden. Hij is denkelijk een soort interim-manager, en zij iets van arts of zo, of advocate. Roderick zelf was aan het spelen in de lommerrijke laan voor het huis ( ik denk dat de Hummer waarmee hij vermoedelijk naar school gebracht wordt in één van de garages stond) en in een soort speelkamer, een enorme ruimte zonder meubilair, waarvan de vloer bezaaid leek met duizenden stuks duur Lego-technics speelgoed. Als je gewend bent de hele dag aan je carrière te werken, dan wil je natuurlijk wel dat je kind een beetje verzorgd achterblijft. En dan stuur je je kind natuurlijk ook naar zo’n school toe, veilig tussen andere blanke, welgestelde  ADHD-kindjes die later toch allemaal diplomaat moeten worden of beurshandelaar. En dan betaal je gewoon € 12000 euro voor een jaartje school, en één van je accountants of “personal banking advisors” vindt wel wat mazen in de wet om dat weer van de belasting af te trekken. En dat doe je gewoon acht jaar lang, geen probleem.

Of ze niet een beetje wereldvreemd opgroeiden, zo zonder contact met Jan met de Pet, vroeg de verslaggever. “Ach nee, dat soort mensen woont hier toch al niet”, was het onthutsende antwoord.
Er was ook een schooldirecteur voor de school met vier leerlingen, een glad type in een Pim Fortuyn-streepjespak en er was ook een leraar, een volgzaam jongmens met een woeste bos haar. Zo eentje die niet echt orde heeft in grote groepen, maar ja, als het uit de hand loopt kan de schooldirecteur nog ingrijpen, want wat die de hele dag anders moet doen op een school met vier leerlingen, dat is mij niet geheel duidelijk.( Je moet je docenten op zo’n school wel met zorg kiezen, natuurlijk.)

Misschien gaat de directeur de nieuwe laptops maar weer eens een sopje geven. Of op teletekst kijken hoe het met z’n aandelen staat.