Hoe motiveer je een docent?

Docenten zijn denk ik de moeilijkst te motiveren personen op aarde. Niet altijd natuurlijk, want als het gaat om salarisverhoging of langere vakanties, dan zijn ze overal voor te porren. “De gemiddelde docent leest 1 boek per jaar , en dat is Elseviers Belastinggids”, beweren boze tongen, die natuurlijk ook geen enkel idee hebben hoe erg wij inmiddels ook in onze vakanties worden gekort.  Wij hebben het er allemaal nog steeds voor over, want wij doen het allemaal tenslotte voor onze bloem der natie. Daar hebben wij de handen vol aan, en als er dan een of ander onderwijsadviesbureau met een nieuwe leermethode aankomt, dan wil dat niet altijd tot groot enthousiasme leiden.

Nu schrijf ik dit stukje vanaf de I & I Onderwijs-conferentie in Lunteren, een jaarlijks terugkerend tweedaags gebeuren waar de zegeningen van ICT voor het onderwijs bejubeld worden door een enthousiaste groep hardliners. Het probleem van veel van die hardliners is dat ze door de rest van het schoolpersoneel nogal eens voor computernerds versleten worden: “O jee, daar heb je hem weer met een nieuwerwetsch idee!”  Hoe motiveer je nu al die relicten uit de steentijd? Daartoe werd gisteravond een workshop gehouden door Roel van de Wiele, een Belgische trainer/consultant, die in enthousiast Vlaams zeven manieren om iemand te motiveren uit de doeken deed.  Opvallend was al, dat hij direct bij de ingang van de zaal stond. Toen ik hem vroeg of dit een workshop werd die directies hun ongemotiveerd personeel in een vlaag van wanhoop en zelfprofilering aanbieden, wist hij mij te melden dat dit iets heel anders zou worden, en ook vroeg hij direct mijn naam. Die bleek hij later tijdens de presentatie goed onthouden te hebben en zoiets is opvallend en het werkt: onthoud direct goed de naam van degene die je aanspreekt. 
Er werden zeven manieren van motiveren belicht; ik pik er een paar uit:

De belangrijkste is: Geef eens een compliment. Alles went, behalve een compliment. Niets is natuurlijk leuker dan wanneer je in je werk bevestigd wordt. Een andere motivatie is natuurlijk uitdaging en afwisseling. Daarom is het bezoeken van dit soort congressen zo leuk.  Nog een motivatie: het moet gewoon.  Daar hoef je dus niet moelijk over te doen. Bepaalde dingen zijn gewoon noodzakelijk. Nu weet ik alleen niet of ik daarmee moet aankmen als ik mijn collega’s weer eens de zegeningen van het ict uit de doeken ga doen.

Humor, en vooral relativering, zijn heel belangrijk. Je werk wordt leuk als je er plezier in en bij hebt. 

En een heel belangrijke motivatie om iets te doen is natuurlijk geld. Daar hoef je je dus niet voor te schamen. Bij geld denk ik echter niet alleen daar aan; je zou een ander ook kunnen motiveren door hem of haar eens iets extra’s te geven. zoiets heet geen omkoping, maar stimuleert en bindt wel. ik ben dus in blijde verwachting van een nieuwe Apple-notebook die ik van mijn baas mocht aanschaffen. Ik zit nu al uren te fantaseren over alle leuke dingen die ik daarmee voor school kan doen. Een enorme motivatie dus, ik volg het ding sinds zijn vertreek uit Shanghai al een paar dagen op internet, en via de Balkan, Polen en Keulen is hij vanochtend in Apeldoorn aangekomen. Wordt dus vandaag bezorgd. Ik kan dus haast niet wachten tot ik er mijn eerste presentatie over de zegeningen van deze conferentie mee mag maken.

Een tweedaagse conferentie is geslaagd als je midden in de nacht een uur wakker ligt omdat je allerlei ideeen die je hebt opgedaan gelijk wilt uitwerken. Dat was dus vannacht bij mij het geval!

Werkbelevingsonderzoek

Al enkele weken kreeg ik van mijn werkgever mailtjes, in toenemende mate dringend van toon,  om mee te doen aan een werkbelevingsonderzoek, wat op mijn werk ook al her en der middels full-colour glossy posters werd aangekondigd. Voor het invullen van de online-enquete werd 35 minuten gerekend, hetgeen natuurlijk een ernstig negatieve invloed op mijn werkbeleving uitoefende.

Maar goed, toch maar gedaan, en een keur aan vragen beantwoord. Opvallend was daarbij geregeld het gebrek aan enige nuancering: je stond vierkant achter je direct leidinggevende, of je kon zijn bloed wel drinken. Het onderwijs is blijkbaar nogal een zwart-witte aangelegenheid met weinig ruimte voor discussie. Zo was er ook een vraag over fysiek geweld. Was ik wel eens aangevallen door een leerling of zo. Er was trouwens geen mogelijkheid om aan te geven dat je wel eens was aangevallen door een directielid. Zoiets komt niet voor, natuurlijk.
in mijn beginjaren  kreeg ik eens ruzie met een vervelend meisje van een jaar of vijftien. Potige tante, rood haar ook nog. Die wou dus niet de klas uit, bij tekenles nog wel. Tijdens mijn tekenlessen vroeger hoorde je uitsluitend het krassen van de pennetjes met oostindische inkt op het papier, een vreselijke beul moet ik toen geweest zijn, maar ja, het was zo’n eerste jaar struggle voor life op een potten-en-pannen-academie in de havenbuurt van IJmuiden. Tot overmaat van sadistische neigingen had ik toen ook nog de neiging om op het hoogtepunt van stilte, een grote ijzeren ketting, die op mijn bureau lag (!) achteloos over mijn schouder in de zinken wasbak achter mij te smijten. Fantastisch schrikeffect natuurlijk, ze praten er op Hyves nu nog over. Soms word ik midden in de nacht wakker, badend in het zweet, overmand door spijtgevoelens over mijn gedrag toen.  Voor dergelijke gruwelijkheden bood zelfs het moderne werkbelevingsonderzoek geen invulruimte.

Terug naar de rode feeks die de klas niet uit wilde. Na wat verbaal heen-en-weer-geweld bleef zij nog steeds zitten, en als je zoals ik toen nog jong was, durfde je ook wat meer en dus ontstond het nodige duw- en trekwerk, tot grote blijdschap van de rest van de klas vol met door hormonen overmande pubermeiden. Uiteindelijk wist ik de delinquent de deur uit te werken, waarbij ze me nog wel een gevoelige schop tegen de schenen gaf. Met behulp van de ketting keerde de rust weer enigszins terug.
Een kwartier later werd plots de deur opengeworpen en stormde de moeder van de leerlinge, gehuld in een lange zwarte motorjas en een witte pothelm het lokaal in, gevolgd door haar dochter en de in allerijl toegesnelde directeur, die het duo in een flits vanuit zijn kantoor de school had zien enteren. Er ontstond nu en heuse knokpartij, waarbij ik samen met mijn direct leidinggevende de moeder en dochter de school uit wist te werken.  Zelden ben ik zo enorm gesteund door een meerdere, en beiden kwamen nooit meer terug, tot groot genoegen van de rest van het docentenkorps.

Had ik deze situatie in mijn werkbelevingsonderzoek gemeld, dan was dat nu vermoedelijk reden geweest voor direct ontslag en een onderzoek door Peter R. de Vries. En ja, als ik nu naar de uitslag van het onderzoek kijk, dan is het eigenlijk een saaie aangelegenheid. Geen fysiek geweld, wel veel vergaderstress, veel schoolwerk in de vrije uren thuis, en aardig tevreden met mijn direct leidinggevenden. De minder direct leidinggevenden bleven gedurende de hele enquete redelijk buiten schot. Wat wel een opvallende uitkomst uit mijn onderzoek was: ik ben niet cynisch meer. Blijkbaar zit ik niet in het onderwijs.

O ja, morgen, of misschien vanavond nog,  wat meer over de onderwijs en informatica-conferentie vanwaar ik dit stukje schrijf…..nu eerst nog wat netwerken. Even uit de stress.

Zorgen

Die financiële crisis is natuurlijk allemaal leuk en aardig, maar veel belangrijker is wat voor gevolgen dit heeft voor onze kerstpakketten. In het onderwijs krijg je met de kerst meestal een aardigheidje, meestal nuttig bovendien, in die zin dat men er de derde wereld mee steunt of zo. Een pannenlap met Fair Trade-opdruk, of een Afrikaans bordspel met plastic nootjes die je in een plastic kuiltje moet goiien, of een nuttig boekje waarin de verworvenheden van het moderne onderwijs nog eens fijntjes uit de doeken worden gedaan, mocht je je tijdens de kerstdagen vervelen.
Mogelijk mogen we ook een baseball-pet verwachten met daarop het logo van onze scholengroep, vergezeld door een goud-op-snee kaart met warme wensen van het bestuur.

In de krant las ik dat er dit jaar meer kerstpakketten worden verdeeld dan vorig jaar, en toename met 100.000 tot 5 miljoen. Die zijn  allemaal nog vóór de crisis besteld, vandaar. Dat verklaart waarschijnlijk waarom ik ooit eens een kip kreeg die uit zichzelf al ernstige pogingen deed om van mijn bord te wandelen, zó blauw was die. Gemiddeld zijn de kerstgaven 36 euro waard. Nu is het even afwachten of bij mijn school de pakketten voor of na de crisis zijn besteld. Wie later een order plaatste, was volgens de branche-organisatie voor de kerspakketten al aardig aan het bezuinigen.  Er bestaat dus een reëele kans dat de echtgenotes van beide directeuren dit jaar de handen ineen slaan en het dankbare personeel vergasten op warme, zelf uitgeschonken chocolademelk met een plak eigen gebakken kerst-cake en that’s it. We zulen zien. Misschien is het eigenlijk nog wel veel zinniger om dit jaar en masse het totaalbedrag van de kerstpakketten eens aan een goed doel te schenken. Want zeg nou zelf: als ik de keukenla open trek liggen daar nog steeds het bakje kerstpaté ( houdbaar tot juli 2010) en het blikje Oudejaars-ragout Extra Kwaliteit van vorig jaar.

De trend dit jaar wordt gezet door spulletjes voor persoonlijke verzorging en door bordspellen. Dat laatste omdat men in barre economische tijden meer warmte en gezelligheid bij elkaar zou moeten zoeken. Een enorme misser zou dan wel zijn als je iemand Monopoly of zo cadeau gaat doen. Dan maar liever ragout. Volgend jaar heeft de crisis overal hard toegeslagen: het kerstpakket voor 2009 wordt een houtje.

Door het lint

In Rotterdam is gisteren een kersverse 19-jarige werknemer op zijn eerste werkdag door het lint gegaan, omdat men hem “zo vreemd aankeek”. Hij bedreigde vervolgens enkele collega’s met de dood, gooide nog wat ramen in en vertrok. Ach ja, als je een beetje je ding wilt kunnen doen, moet men je maar niet zo raar aankijken. Die moeten dan maar dood. 

Nu heb ik geregeld leerlingen die door hun gedrag of uitdossing ook verschrikkelijk uitnodigen tot “raar aankijken”. Ik verbaas me eigenlijk nergens meer over, en je ziet wat gruwelen aan je oog voorbij trekken in uitmonstering of houding. Aan de andere kant: al die verschillen in uiterlijk maken zo’n klas vaak toch wel een streling voor het oog. Ik zie liever een punker met een enorme hanekam en een complete rammelende ijzerwinkel aan z’n lichaam dan iemand in een doorsnee spijkerbroek en shirt. Een beetje puber moet zich tenslotte toch vooral onderscheiden van de rest, anders loop je voor paal. 

Veel vermoeiender zijn al die excessen in gedrag. Wij hadden gisteren een klinisch psycholoog aan boord die weer interessante dingen vertelde over het hoe en waarom van onze huidige schoolbevolking. Zo’n man ziet wat gestoord gedrag aan zijn tafeltje. Onwillekeurig ga je zelf tijdens zo’n voordracht ook op je eigen gedrag letten, zo van gunst, nou moet ik niet teveel op mijn pen kauwen, want dat zou voor hem wel eens dit of dat kunnen betekenen, en als ik op mijn klokje kijk denkt hij misschien wel dat ik een PDD-Nosser of een autist ben. Wanneer je de verhalen dan zo aanhoort, ga je ernstig aan je eigen vermogens twijfelen. Die  Wauwel, dat is een beetje een ADHD-er, die flapt er maar van alles uit in z’n stukjes, reageert primair. Zeker z’n dagelijkse portie Ritalin niet gehad.

Zou dat nou schelen in de les, als ik voortaan telkens aan het begin zeg dat ik klinisch psycholoog ben? Die hele klas gelijk doodstil, durven niet meer op of om te kijken, een enkeling vreet z’n complete handen op omdat hij anders wat móet zeggen. Niemand wil als puber voor gek versleten worden toch?
En wie bepaalt tegenwoordig eigenlijk wat en wie gek is, en wat is eigenlijk nog normaal gedrag? De pubers van nu die krijgen het er niet makkelijker door en dat verklaart denk ik ook een hoop. Daarom is het zo fijn, dat je er af en toe nog eentje, die als een snikkend hoopje ellende aan je bureau zit, er bovenop kunt helpen, Daar hoef je soms geen klinisch psycholoog voor te zijn.

Staanplaats

[youtube]http://nl.youtube.com/watch?v=YPrAC2gjU8I[/youtube]

TNO heeft ons afgelopen weekend verblijd met de resultaten van nieuw onderzoek, waaruit is gebleken dat staand vergaderen effectiever en kostenbesparender is. De kwaliteit van de besluitvorming zou op peil blijven en de vergadertijd kan met een derde worden teruggebracht, wat weer een kostenbesparing van 10 miljard oplevert.
TNO heeft daarvoor vergadertafels ontwikkeld die in hoogte verstelbaar zijn en met zo’n vinding gaat je fantasie natuurlijk meteen op de loop. Wat moet ik me daarbij voorstellen, bij in hoogte verstelbare tafels? Voor mijn geestesoog zie ik een vergadering, waarvan wij er in het onderwijs zeer vele hebben. Wij vergaderen als gewone docenten standaard al minstens drie klokuren per week, en daarnaast komen alle incidentele vergader en overlegmomenten op diverse plaatsen in het gebouw. Dat betekent dus overal verstelbare vergadertafels, waarbij je je kunt afvragen of dat bijvoorbeeld grote tienpersoonstafels of kleine eenpersoonstafeltjes moeten zijn. Zien we alleen de hoofden boven de tafel uitsteken, of een vinger van iemand die ook nog wat wil zeggen, of worden ze zó laag ( in het geval van een tienpersoons model ) dat ook de kleinste aanwezige comfortabel over het blad heen kan leunen terwijl de wat langer bedeelden dubbelgevouwen over de tafel heen moeten kapseizen om hun doodles op een papiertje te kunnen krabbelen?
En dat in hoogte verstellen, gaat dat automatisch onder zacht gezoem, zodat het vergaderende team op een zacht op en neer golvende hypnotiserende zee begint te lijken, met hier en daar een murmelend vergadervoorstel?
Het zou ook zo maar kunnen dat de voorzitter een soort afstandsbediening in de handen houdt, waarmee hij het blad van een wegdommelend persoon met een ruk omhoog kan laten schieten. Of een Wii-Fit achtige contraptie, die de aandachtmomenten van de vergaderaar nauwkeurig registreert en eventueel tips geeft om wakker te blijven.

Het is wel zeker dat de vergadertijd door staand vergaderen zal worden ingekort. Het krijgt bovendien iets gezelligs, iets bar-achtigs. Ik pleit eigenlijk ook voor het volledig weghalen van alle stoelen in de klaslokalen, behalve die van de docent natuurlijk. Dat geschommel en dat onderuit gezakte gehang altijd, dat stoort me toch al. Gewoon “Geef acht! ” en direkt in de houding, een lesuur lang. Ordnung muss sein. Ook de lessen kunnen dan net als het vergaderen aanzienlijk worden ingekort, met een derde dus. We zouden aan het plafond voor de vermoeideren wat lussen kunnen aanbrengen, net als in een bus.

Beter nog, als we toch staan, lopend vergaderen! Dat scheelt nogmaals een derde in tijd, en bespaart ook enorm op het koffiehalen onder schooltijd. Je blijft er ook gezonder bij door de beweging, en dat scheelt weer in ziektekosten en verzuimde uren. Komt er dus een lopend en druk pratend docententeam op je af, koffiebekertjes in de hand, dan kan dat altijd tegen  de directeur zeggen dat men aan het vergaderen is.

Misschien is hardlopend vergaderen nog beter, dat is nóg weer gezonder.Doordat het gros van de docenten over een niet al te beste lichamelijke conditie beschikt, heeft men dan ook geen puf meer om tijdens het hardlopen nog wat zinnigs te zeggen, zodat de vergaderingen nóg sneller afgelopen zijn. Het uiteindelijke en ultieme resultaat zal zijn het totaal afschaffen van vergaderen, dat scheelt dus geld, tijd en inspraak. Zijn we ook van dat gezeur af en hebben we meer tijd om amechtig voor de buis te zitten en na te denken wat we eigenlijk allemaal hadden willen zeggen.

Nedjes sgreifen graach

Het was een donkere namiddag in de herfst. De wind gierde om het oude schoolgebouwtje, wat daar eenzaam op de terp, omringd door eeuwenoude bomen, de kracht van de storm trotseerde. Losgerukt door gure vlagen dwarrelden de laatste bladeren langs de ramen, waardoor een gezellig warm licht scheen.
In de verte rees de eenzame kerktoren uit de doorweekte groene weilanden omhoog, in het dorpje waar de leerlingen en hoofdmeester Smit vandaan kwamen. Schuin achter de kerk kon men tussen de daken de zwart rokende schoorsteen van de melkfabriek ontwaren.
Wie door de kleine vensters van de “School met den Bijbel” keek, kon de kinderen hard aan het werk zien, terwijl de meester behaaglijk achterover in zijn stoel leunde, terwijl hij – al lurkend aan zijn pijp –  de leerlingen spiedend aankeek, want zij waren met een moeilijke opdracht bezig. Ze moesten een opstel schrijven, en dat deden ze allemaal met het puntje van hun tong uit hun mond. Achter in het lokaal, tegen de hoge muren en tussen de oude schoolplaten, snorde de grote kolenkachel dat het een lust was! Meester stond rustig op en vulde de gieter, om de geraniums in de vensterbanken nog een scheutje water te geven, want de vrije zondag stond voor de deur.

Plotseling voelde meester een trilling in zijn binnenzak. Hij haalde zijn iPhone te voorschijn en zag dat zijn vrouw hem twitterde; snelde stuurde hij een twitter terug, waarna hij ook nog even op Facebook keek of er nog nieuwe contacten bij waren gekomen. De meester drukte een toets op zijn laptop in en op hetzelfde moment kregen de leerlingen op hun EEE-pc’tjes een popup met de melding dat de schoolbel zometeen zou gaan klingelen. Het rustgevende getik van de kleine vingertjes op de toetsenborden verstomde. De schooldag zat er weer op. Gauw naar huis, om nog even snel, vòòrdat de pan met dampende hutspot op de tafel verscheen, op MSN te chatten en de Hyves bij te werken. Het was weer mooi geweest voor vandaag…….

Het gaat niet goed met het handschrift van onze kindertjes. Uit een artikel wat om onduideijke reden in Nieuwleusen gepubliceerd is ( hebben ze daar nog -of al- handschrift dan? ), blijkt dat op de basisschool schrijfonderwijs als apart vak niet meer gegeven wordt. Dat is wel even afgrijselijk schrikken! Het Platform Handschriftontwikkeling , wat een werkelijk Spartaans en wars-van-alle-nieuwigheden ogende website heeft, is terecht ongerust en trekt aan de bel. Tot hun negende is er voor leerlingen nog enige hoop, wie daarna zijn spijkerschrift niet verder heeft door ontwikkeld, is in feite niet meer te redden op motorisch gebied en zal straks ook zijn eigen aantekeningen niet meer kunnen ontcijferen.

Als ik naar mijn leerlingen kijk, dan constateer ik inderdaad dat de meesten op de schaarse momenten waarop nog ouderwets geschreven wordt, hun pen vasthouden of het een kolenschop is. Daarbij wordt dan ook nog het papier onder idiote hoeken op de tafel gedeponeerd, en alle ingrediënten voor een ernstige schrijframp zijn aanwezig. Ook verwacht ik binnenkort her en der al kindertjes met volledig misvormde handen en vingers door het vele sms-sen, en ogen zullen evalueren tot meer rechthoekige vormen om op die manier beter de beeldscherminformatie te kunnen omvatten. Straks zal een kind niet meer in staat zijn snel een notitie te maken zonder hulp van een stukje electronica.

Ernstig? Natuurlijk. Persoonlijk vind ik het een ramp, naast de afnemende vaardigheid in lezen, rekenen en al die andere vakken die maar niet eens meer genoemd worden omdat het dan helemaal dramatisch wordt met het kennisniveau van onze leerlingen en toekomstige docenten. Het schoontypen heeft het schoonschrijven verdrongen op de rapporten. Voorgoed verdwenen is de tijd van de kroontjespen, het in de Marco-schooltafel ingebouwde inktpotje met schuifje en het inktlapje met op de buitenkant twee rollende oogjes.

Edubloggers-hap

Morgen reist Wauwel af naar het Edubloggers-diner in Utrecht. De crème de la crème van lieden die een weblog bijhouden over onderwijs, zal daar verzameld zijn om zich te goed te doen aan gepocheerde kwartel-eitjes, amuses, kaviaar, fricassee met lamsvlees, hertentestikels en wat zo nog meer ter tafel komt. Dat alles in een stijlvolle, klassiek ingericht ambiance. Wel eigen kosten natuurlijk. Zoiets vermoed ik tenminste, want ik ben daar voor het eerst en nog lang geen crème de la crème.

Als het gaat om diners in onderwijstijd ben ik namelijk groot gebracht in een wat simpeler omgeving. Er zijn van die dagen dat het management voor het dankbare personeel een opfriscursus of bijscholingsdag heeft bedacht. Of een ouderavond die om zes uur begint. Of een hele middag en avond workshops. In het algemeen laat men dan de afhaalchinees aanrukken, en kun je, gezeten in de docentenkamer onder onbarmhartig tl-licht, waarin de bapi-pangang een ongezonde kleur krijgt, nog mooi wat correctiewerk verrichten  terwijl de slierten mihoen langs je kin druipen. “Meneer wat zitten daar voor vlekken op mijn proefwerkblad!” 
Je tapt nog een bakje koffie in een plastic bekertje uit de automaat of je ontkurkt een flesje Heineken aan de rand van de krat. De gesprekken zijn niet anders dan in de doorsnee-pauze, af en toe onderbroken door het geluid van de zoemer.
Ik pleit dus nu voor een docentenkamer met kroonluchters, een groot perzisch tapijt op de vloer, koffie uit een roemer of een kristallen karaf en ruime chesterfields om onder het genot van een sigaar en een in het haardvuur glinsterend glas goede cognac, nog even wat probleemleerlingen na  te bespreken. Zoiets schept natuurlijk een warme betrokkenheid bij het onderwijs-instituut waar ik werk.
De rekening van het diner morgenavond ga ik ook maar declareren bij mijn management. Wegens Life-long-learning en zo. Dat schept vanzelfsprekend ook bij hen een warme betrokkenheid. Een tevreden en nog amechtig na-hikkende docent is een goede docent.