
Het dagelijkse leven in het onderwijs is tegenwoordig meer en meer doordrenkt met de zegeningen van de digitale revolutie. Bij binnenkomst halen docent en leerling hun pasjes door de lezer, zetten hun desktop, laptop, netbook, iPad of mobieltje aan en wiegen genoeglijk mee in de onuitputtelijke stroom van informatie die hen kabbelend of bulderend meevoert op de digitale snelweg waar spookrijden verboden is en gevaarlijk is. Onderwijsinstituten twitteren juichend dat de website is vernieuwd, dat er een nieuw volgsysteem is, ict-bedrijven lopen, gehuld in snelle pakken, de hight-tech klaslokalen in en uit met achterlating van mooie glimmende spullen en methodes en een fikse rekening. Zie je ergens in de gang een clubje zakelijk geklede en fris geknipte jonge lieden met koffertjes die door een lid van het management of een systeembeheerder gedienstig worden rond geleid, dan weet je dat er weer iets nieuws en nog beters aan zit te komen.
Het onderwijs lijkt wel een beetje op de slagvelden van Afghanistan en Irak, waar gehaaide wapenfabrikanten en hoge pieten uit het leger hun nieuwe speeltjes uitproberen. De gewone bevolking is vaak uiteindelijk de dupe, want er blijkt na een tijdje toch meer collateral damage dan gedacht, er zijn wat meer afzwaaiers geweest dan gehoopt en de onvrede groeit, wat dus weer teniet moet worden gedaan met nog meer wapentuig.
Op school loopt ook een soort Taliban rond. Levend in een andere tijd, digitaal analfabeet, vasthoudend aan oude gebruiken en alles tegenwerkend wat niet in de rechte en onwrikbare leer der behoudendheid past. Ze verpesten het voor de rest, zijn niet voor rede vatbaar en willen het liefst dat de vijand zo snel mogelijk ophoepelt. Ze zijn allergisch voor de digitale revolutie, en vinden steun onder de overige bevolking naarmate die meer en meer onder druk komt te staan. Net als in Afghanistan gaan de veranderingen uiterst moeizaam, omdat ze van boven en van buitenaf worden opgelegd en worden gepresenteerd in een taal die wat lastig is wanneer je niet digitaal kunt lezen en schrijven, en wanneer de uitleg steevast begint met “Nou, gewoon..”
Op twitter ontspon zich deze week even een hevige discussie over #digitaleallergie, waarbij voor- en tegenstanders van dit begrip elkaar stevig in de haren vlogen.De digitaal onderlegden – ict-bedrijven, computernerds, enthousiastelingen en voorlopers binnen de school – verweten de tegenstanders niet met hun tijd mee te gaan, dwars te liggen bij vernieuwingen en andere tegenwerking. Enkele citaten met wat reacties van mij daarbij:
“Lees de blogs van Dan Meyer, Kate Nowak, Shawn Cornally om veel mooie ict-toepassingen voorbij te zien komen!” Natuurlijk, er zijn oneindig veel inspirerende personen die de (onderwijs) wereld boeiende en inspirerende toepassingen van het gebruik van ict tonen. Ik schaar ze in de door deskundigen verzorgde presentaties die je eens in de zoveel tijd op een regenachtige studiemiddag in lokaal 32 meekrijgt. Er is zonder uitzondering weinig op aan te merken, er worden mooie dingen in de les getoond, en het lijkt allemaal heel eenvoudig te bedienen. En nu snel naar de borrel en de nootjes en dan naar huis, want nog veel correctiewerk voor de volgende dag.
“Helaas gaat het geld nu op aan fusies en andere paradepaardjes” . Alles in het onderwijs heeft prioriteiten. Na lang wikken en wegen en behoorlijke druk van de leveranciers – waarvoor je als beleidsmaker behoorlijk wat ict-visie moet hebben om te weten wat die vertegenwoordiger eigenlijk bedoelt en wat je met dat product eigenlijk kunt doen- wordt tot de aanschaf van een serie digitale schoolborden of een mooie ELO besloten. Maar daarmee is het verhaal niet rond. Dan begint het pas. Bij alles zit een gebruiksaanwijzing, hoe eenvoudig het produkt ook lijkt. En het onder de knie krijgen van zo’n gebruiksaanwijzing kost tijd, en het effectief toepassen van zo’n product vervolgens nog veel meer. Helaas wordt daar dan weer niet in geïnvesteerd. En de docent krijgt niet één gebruiksaanwijzing voor de kiezen, het zijn er jaarlijks vele voor alle mogelijke activiteiten die allemaal tijd kosten. Tijd is geld. Eigenlijk zou daar misschien meer in tijd moeten worden geïnvesteerd dan in de prijs van een product zelf. Meer kijken aar de eindgebruiker dus. In dit verband is ook de volgende opmerking die gisteren geplaatst werd van groot belang:
” Hou het praktisch en resultaat opleverend voor de cursist” . Docenten en leerlingen zijn soms behoorlijk lui en star, en heel berekenend: levert iets niet direct, zonder al te veel inspanningen, aantoonbaar resultaat op, dan zijn ze nergens voor te porren. In tegenstelling tot Amerikanen zijn veel Europeanen geen liefhebbers van uitgebreide handleidingen. Die beginnen gelijk op knopjes te klikken, en als er dan niets gebeurt, dan haakt men af.
” Al die docenten eisen van hun leerlingen wat ze zelf niet doen: professionalisering. Afmarcheren in rotten van tien en twee weken wachtgeld meegeven, die lui.” ……..Wanneer u als docent weer bijgekomen bent nog even wat meer zout op de wonde:
” Leraren moeten zich niet zo aanstellen en een beetje met hun tijd meegaan!” …. Het mag duidelijk zijn dat bij sommige docenten nu de stekels wel aardig overeind zijn gaan staan; wanneer een bedrijf of een ict-bobo, die beide dagelijks met de ict-vaart der ict-volkeren worden voortgestuurd met dit soort argumenten en reacties aankomen, dan bereik je dus gegarandeerd een averechts effect: de ict-allergie. Er kan docenten veel verweten worden, maar niet dat ze niet meegaand zijn. ALS ze er maar het nut van inzien.
ICT-allergie bestaat wel degelijk en is een groot gevaar voor wie zich met vernieuwing in het onderwijs door middel van ict bezig houdt. Het is een beetje pijnlijk onderwerp, zoiets als op een feestje roepen dat je nogal last van aambeien hebt. Zo ga je als onderwijsmanager op een netwerkbijeenkomst niet verkondigen dat jouw schoolpersoneel een pesthekel aan ict heeft, en dat je er zelf ook een beetje last van hebt. Doe mij nog maar een grootverpakking Sperti. Alleen het gebruik van het woord ‘vernieuwing’ levert al allergische reacties op, in een tijd waarin de arme docent EN de arme leerling de ene na de andere vernieuwing, die steevast als ‘verbetering’ gepresenteerd wordt, over zich heen krijgen. Je ziet het op beurzen en congressen: wie lopen daar rond? De bedrijven, de systeembeheerders, de ict-managers met ict-techniek in hun portefeuille, maar leraren en leerlingen zie je er niet. Ver van mijn bed, geen tijd, ik heb toch geen invloed.
Nu zijn we weer terug bij de Taliban. ICT en vernieuwingen die bombardeer je er niet in. Hoe erbarmelijker de omstandigheden van de bevolking – lees ‘ hoe groter de werkdruk en de onrust op school’ , hoe meer je die zelfde bevolking in de handen van de Taliban, van de mensen met ICT-allergie drijft. Je kunt sommige eindgebruikers niet verwijten dat ze nog niet kunnen lezen en schrijven en dat ze nog allemaal op een ezeltje rondrijden in plaats van in een Hummer. Ze hebben het namelijk veel te druk met hun hoofd boven water houden in de onderwijs-wildernis, en waar haal je zo snel benzine en onderdelen voor die Hummer vandaan? De fabrikant van ezeltjes gaat nooit failliet, die van de Hummer wel.
ICT is niet zaligmakend, is niet de oplossing van alle problemen. Begin nu eerst eens helemaal onderaan met het aanleren van de letter A en neem daar de tijd voor. Aanleren door een docent, die zelf de taal beheerst en die de taal van de analfabeten spreekt. Wie dat eenmaal kan, zal ontdekken dat het vreselijk leuk is om ook B te zeggen.
Reacties zijn meer dan welkom. Overigens: ik barst zelf ook van de ideeen op ict-gebied die ik er liever nog vandaag of morgen in zou rammen. Maar alles heeft z’n tijd nodig, en daar wil ik graag eens over komen praten.