Dode hond

Ik was begin deze week op een begrafenis. Tijdens de begrafenis merkte ik op, staande aan het open grafje, dat ik volgende week ook nog een ‘echte’ begrafenis had, hetgeen een der aanwezigen de opmerking ontlokte of dit dan geen echte begrafenis was. Het ging hier namelijk om een hond. Een heel oude hond, ruim dertien jaar oud, een langharige Duitse staander, die afgelopen weekend een spuitje had gekregen en die nu blij als een jonge puppie weer op de eeuwige jachtvelden rondspringt en huppelt, samen met andere hondenvriendjes.
Het was niet mijn hond maar die van een oude alleenstaande 80-jarige vriendin van ons. Omgerekend in hondenleeftijd zullen ze niet zo heel veel schelen, een jaartje of tien, als je bedenkt dat een hondenjaar gelijk staat aan zeven mensenjaren.
Als je 80 bent, én alleen woont, is je sociale netwerk eigenlijk alleen nog maar aan het uitdunnen, en vult je leven zich steeds vaker met uitvaarten van hen die nog tot dat steeds kleiner wordende netwerk behoorden. Je moet het steeds meer doen met je herinneringen aan wat was, en niet meer met je fantasie over wat allemaal nog gaat komen.

Voor veel mensen is een huisdier nog hun enige maatje. Dat hoeven niet alleen stokoude huisdieren te zijn, met stokoude baasjes, maar het zijn soms ook heel jonge baasjes, heel vaak meiden in de bloei van hun tienerjaren, zoals ik in mijn loopbaan als leraar en decaan op een mbo-opleiding voor dierverzorging geregeld heb meegemaakt. “Een dier kun je vertrouwen, een mens niet”, was een opmerking die vaak geuit werd tijdens mijn gesprekken met leerlingen die aardig met hun leven in de knoop zaten en die in hun jonge leven al dusdanig in en door mensen teleurgesteld waren, dat een opleiding waar je voornamelijk met dieren bezig was, de enige keuze was. Je wilt je het liefst niet voorstellen op wat voor manier die mensen hen beschadigd hadden, maar je kunt je er van alles bij voorstellen. Het is niet de juiste keuze als dat de aanleiding is, maar dat ga je tijdens zo’n gesprek natuurlijk niet zeggen; je kunt in dat soort situaties hoogstens een luisterend en begripvol oor bieden, vergezeld van een hoeveelheid papieren zakdoekjes, die altijd op mijn tafel binnen handbereik stonden. Soms kon je wél een beetje sturen, in de hoop het vertrouwen in mensen een beetje te herstellen. Maar soms ook niet.

De opmerking aan het grafje was dus wel terecht: dit was ook een echte begrafenis, met alles erop en er aan. Een soort baar op een karretje, kleedje met een bloemetje over de hond, kopje koffie en een tijdje stil zitten bij het oude koude dierenlichaam, dat netjes gekamd opgerold leek te liggen slapen, verlost van het lijden wat er enkele dagen aan vooraf was gegaan.
We waren met z’n vieren, er was nog een bezoekster gekomen, en de eigenaar van de dierenbegraafplaats, die alle lof verdient voor zijn begripvolle houding en optreden.
Op de begraafplaats, heel mooi gelegen in het met bomen doorkruiste boerenlandschap bij Terschuur, lagen ruim 1300 grafjes in deze vroege warme zomeravond in de zon te stoven. Grafmonumentjes en steentjes in allerlei soorten en maten, vaak met fotootjes van de overleden huisdieren erbij. Van dwerg-pincertjes – “Dank voor alles wat je ons bracht, je Pa en Ma” tot grote Ierse wolfshonden, maar er lagen bijvoorbeeld ook woestijnratjes en parkieten begraven, vergezeld door allerlei door het weer aangetaste knuffels en speeltjes. Lantaarntjes, een keur aan ballen, kauwbotten, het was er allemaal.
Katten naast honden, die elkaar mogelijk in het echte leven zouden proberen te vermoorden .

Onze overledene was de laatste maanden aan één oog blind, en kwam nu te liggen naast een klein hondje, waarvan je op de foto kon zien dat die óók aan een oog blind was. Er gingen ook wat soepbotten mee op het graf, dus samen konden ze nu weer goed zien en hadden ze ook nog een smakelijke maaltijd. Zo zie ik dat dan maar. Samen in de dierenhemel, die er op dat soort momenten écht moet zijn, want ook een dode hond of een dode dwerghamster kan door verder te leven in juist die dierenhemel toch nog een beetje troost bieden als je alleen achter blijft, als je 16 of als je 80 bent, en je je enige échte vriend hebt verloren.

Nadat we het grafje met zand hadden bedekt ( ik had ook ‘dichtgegooid’ kunnen schrijven, maar dat staat zo wreed, en het geluid van zo’n schep neerploffende aarde komt bij veel mensen al heel hard aan , zoals je vaak hoort) , zaten we nog even met z’n vieren na te mijmeren op een bankje in de zon, uitkijkend over alle grafjes, de landelijke geluiden in de verte, en dan weet je dat het een mooi moment is, en dat uitvaarten bij het leven horen en je ook kunnen verrijken, je zit daar voor je rouwende medemens, die verdriet heeft om het verlies van een trouw maatje, ook al is het dan slechts een dier. Dieren doen er toe in het leven. We kunnen niet zonder.

Puppycursus ( Hond, deel 2 )

Wauwel is sinds enige weken eigenaar van een hond, kruising rottweiler, herder, bordercollie en Friese Stabij of zoiets. Een soort staatssecretaris Bleker, maar dan in hondenvorm, dus. Het beestje is inmiddels 10 weken oud, en nadat de eerste honderden euro’s er doorheen zijn gejaagd en omgezet in hond zelf, in voer, bench, varibench, beloningssnoepjes en vooral heel veel poepzakjes, mocht ik gisteravond nog even 85 euro aftellen tijdens les 1 van 10 van de puppycursus.

Deze werd gegeven op het veldje achter gebouw zus en zo, aanvang half acht ’s avonds. Meenemen: snoepjes, zakjes voor eventuele “ongelukjes”, een doekje om op te zitten ( de hond ), het vaccinatiepaspoort en “een liefste speeltje van uw huisdier”.  Nu heeft onze spruit gedurende de twee weken dat hij nu in ons midden is de onhebbelijke eigenschap ontwikkeld eigenlijk niet echt mee naar buiten te willen, tenzij gedragen, en het in de auto krijgen was dan ook een hele toer. Nu had ik de hele achterbak wel kunnen vrij maken voor een bench in het formaat van een flinke scootmobiel, maar dat is ook zo wat. Op de achterbank dus maar, en dan maar hopen dat niet hetzelfde gebeurde als de rest van de tijd tot nu toe: overal plas en poep achterlaten op ongunstige tijdstippen en plaatsen.

Op mijn leeftijd word je een beetje nachtblind, dus het was even zoeken in het nachtelijk duister, maar in de verte klonk hevig geblaf en zoiets dient dan een leidraad in het leven te zijn. Onder het schelle licht van enkele bouwlampen bewoog zich een groepje lieden met aan riemen rukkende honden, van mij gescheiden door een zompige modderpoel. Die moest overgestoken worden, en zo ploeterde ik soppend en zuigend het veld op, het weerbarstige hondje glibberend tussen mijn benen door. Ik belandde echter in de verkeerde groep – het leek me een training met vechthonden – en men verwees mij naar een verlicht lokaaltje aan de andere zijde van het moeras. Nu had ik geluk dat delen van mijn schoeisel niet in diepten der aarde verzwolgen werden, en zo belandde ik dus in een zaaltje waar een twaalftal personen vergeefse pogingen deed om een zeven meegebrachte puppy’s tot bedaren te brengen.  Een hevig modderspoor achterlatend vond ik een strategisch plekje buiten bereik van andere honden met modderpoten.

De cursus begon en de hondentrainer deed een poging zich boven het gillen, janken en blaffen vertaanbaar te maken. Toen de rust enigszins was neergedaald ging naast mij een telefoon in opgewekte riedel af, en begon de eigenaresse ongegeneerd luidkeels aanwijzingen te geven aan de partner, die -duidelijk traag van begrip- ergens in de inktzwarte nacht zijn weg zocht naar zijn huisdier. Het gesprek duurde zeker enekele minuten. Was ik cursusleider geweest, dan had ik inmiddels een hondsdolle pittbull op de persoon in kwestie af gejaagd, maar je kunt niet alles hebben in het leven.

Er werd ons verzekerd dat de cursus altijd doorging, “ook als het stortregent”. Volgende keer dus in een waterbestendig bijtpak of zoiets afreizen. Mijn hond bracht het er de eerste avond trouwens niet onaardig af en hield zich onledig met het aandachtig besnuffelen van de genitaliën van de buurvrouw ( ook weer de hond dus ), wat ontaardde in hevig spelen en bonkend over de stenen vloer rollen.  ’t Zijn nèt mensen. Nadat alle riemen ontward waren, was de eerste cursusavond weer voorbij ( “het zindelijk worden kan tot zeven maanden duren!”) en mocht ik weer op de tast mijn weg naar de auto zoeken, hopend dat de hond zijn behoefte nog buiten het mobiel zou doen.

De rest van de avond bracht de puppy redelijk uitgeteld door in de mand, en ikzelf niet minder op de bank, totdat er nog eenmaal buiten in de stortregen buiten geplast en gepoept moest worden ( ook weer de hond dus ). Een rustige nacht was het gevolg, die tijdens het ontbijt vanochtend weer geheel teniet werd gedaan door het onverwachts hevig poepen midden in de kamer, terwijl ik op dat moment net worstelend met een keukenrol en hygiënische doekjes de ’s nachts op de vloer gedeponeerde kots van de kat buiten bereik van de likkebaardende hond probeerde te houden.

Na een kwartier redderen en dweilen kon ik dan toch nog aan mijn lauw geworden kopje thee beginnen, voordat de hond opnieuw in een volgende hoosbui uitgelaten moest worden. Kom maar Fiedel, kom dan! Fijn, naar buiten, plasje doen!

Hond, deel 1

We krijgen dus een hond. Een puppy nog wel. Wauwel is nogal een impuls-aankoper, maar hond staat al langer op het menu en nu één van onze stokoude katten het tijdige voor het eeuwige heeft verwisseld en geen uiting meer kan geven aan zijn enorme aversie jegens honden ( diverse argeloos passerende viervoeters zijn door hem aangevlogen en geestelijk ernstig beschadigd ), is de tijd rijp voor een nieuw kind in het gezin. Jarenlang heb ik meewarig geschud bij de aanblik van een kleumende baas, die stond toe te kijken tot het moment waarop de hond het plantsoen had volgekakt was afgelopen en nu wacht mij zelf een dergelijk troosteloos lot: met mijn duur aangeschafte poepschepje de dampende brij zo voordelig mogelijk opscheppen in een plastic zakje wat je vervolgens in de dichtstbijzijnde vuilnisbak kunt deponeren. In een slecht geval dien je nog een half uur met zo’n lauwe massa in je jaszak rond te scharrelen.
De hond komt vrijdag, dus het huis moet worden ingericht en aangepast. Loshangende kabels wegwerken, gitaar van de vloer, de overgebleven kat geestelijk voorbereiden op een rampzalige oude dag en heel veel spullen in huis halen. Een bench bijvoorbeeld, een draagbare en vooral lelijke gevangenis waar het arme dier volgens de adviezen van allerlei deskundigen het beste voorlopig ’s nachts in kan worden opgesloten. Wanneer de hond gaat huilen direct opstaan en buiten laten plassen of poepen. Wanneer de hond niet plast of poept dit negeren, maar dan ben je dus wel voor niets om drie uur ’s nachts in je kleren geschoten en heb je dus klaarwakker door de druilregen of motsneeuw gewandeld, met groot risico op het tegen het lijf lopen van allerlei ongure types die op dat moment gewoonlijk bij de straat plegen te hangen. En het wordt ook al geen pitbull die subversieve elementen wel eens eventjes van een of meerdere ledematen kan beroven.

Naast de bench moesten ook duur voer, borstels, “beloningssnoepjes” en diverse speeltjes worden aangeschaft. Een ernstig kijkend winkelmeisje met verstand van zaken probeerde ons nog veel meer dure spullen te verkopen, maar eerst maar eens zien. Mijn katten hebbben hun hele leven nooit anders dan Rodi-hondenworst gegeten, met zó veel enthousiasme dat ze zich geregeld door doos en plastic verpakking heen vraten. We zullen dus even afwachten hoe kieskeurig onze aanstaande huisgenoot zich ontwikkelt.
We zijn ook al verblijd met een welkomst-pakket voor de kleine. Oude tijden herleven, hoewel de inhoud anders is en je de opvoeding nu uit een Eukanuba puppy-boekje moet leren, wat ons bezweert toch maar uitsluitend spul van Eukanuba te kopen, want van alle andere rotzooi gaat de hond ongeveer dood.
We hebben al eens een hond gehad, eentje van zeven jaar oud, bij wijze van proef. Dat was geen succes: de hond was nurks en de hondenhaterkat nog veel nurkser, en die had tenslotte de oudste rechten. Een korte kennismaking die een huis en een auto met een enorme hoeveelheid hondenharen opleverde en een opgelucht gevoel na afloop bij zowel de haatkat als wij zelf.  Maar, zoiets blijft toch knagen, en dus volgt nu een herkansing. De overgebleven kat interesseert zich totaal niet voor dieren, voor niemand eigenlijk, behalve voor op gezette tijden de vloer vol kotsen waar je dan ’s ochtends in het schemerduister met je sokken vól in stapt.
De nieuwe hond, die ik eigenlijk Wim wil noemen naar een goede vriend van mij ( “Ga liggen Wim, af! In je hok! Niet op het gras kakken!”) maar wat van de rest van het gezin niet mag, gaat ook naar een puppy-cursus, die in diepe duisternis ergens op een zompig veldje hier de komende 10 weken ’s avonds gegeven zal worden. Weer €80,- van de rekening. Dat zal hem leren een brave lobbes, allemans- en kattenvriend te worden, eentje die niet verhaart en genoegen neemt met Aldi-voer of Rodi-hondenworst. Zo komt Wauwel weer eens in beweging: minstens drie drollen per dag tussen de graspollen vandaan schrapen is toch een behoorlijk inspannende bezigheid, en ondertussen voer je nog een leuk sociaal gesprek met een wildvreemde collega-hondenbezitter die op dat moment hetzelfde doet.

Binnenkort meer belevenissen én natuurlijk een foto van Wauwel met hond ( of diens uitwerpselen )