Dit stukje is geschreven door een excellente leraar. Althans, dat vind ik zelf, en als nu maar heel veel mensen op dit stukje reageren en dat ook zeggen, nou , dan ben ik het toch ook. Op mijn school werken zo’n 120 leraren. Het Ministerie van Onderwijs ( wat steeds meer op Ghadaffi begint te lijken die zijn onderdanen eens even stevig uitroeit ) ziet wel iets in het idee om per twintig docenten één docent tot excellente leraar uit te roepen. Dat betekent dat er op mijn instituut zo’n zes zullen excelleren, en daar ben ik er dus eentje van, want die andere schrijven geen weblog met geregeld iets aardigs of stekeligs over het onderwijs. Het leuke is dat me dat per jaar ook nog eens €2500 en een vrije dag per week oplevert. In die vrije dag mag ik dan collega’s die in de verste verte niet excellent zijn, leren hoe ze ook zo goed en fantastisch kunnen worden als ik.
Dat zal dus een gezellige sfeer worden op mijn school. Allemaal hopeloze docenten, die over elkaar heen buitelen om op mijn vrije dag door mij begeleid te worden om volgend jaar ook excellent te worden. Het zou mooi zijn als ik dat dan ook mocht bepalen. Maar ja, stel, ik wijs er eentje aan, dan betekent dat er ergens anders weer eentje weg moet van de lijst der uitverkorenen. Er mag tenslotte maar één uitblinker per twintig zijn. Ik verwacht dus alle mogelijke geschenken, kleine bedragjes op mijn bankrekening , docenten vers van de Pedagogische Academie zonder bevoegdheid ( lekker goedkoop en ook snel weer weg ) zullen mijn tas willen dragen en zullen mijn kennis in zich op zuigen in de hoop een vaste aanstelling als excellent en dus door het management op handen gedragen persoon te worden. We krijgen verkiezingen, we gaan heel vroeg op school komen en heel laat weg, we gaan vooraan zitten bij alle personeelsvergaderingen en we zuigen alle onderwijsplannen en papierwinkels in ons op. We gaan onze leerlingen overladen met hoge cijfers, we gaan voorbeeldig en juichend de competentie-gedachte uitdragen, want zo ziet men dat graag, daar bij degenen die over ons lot en onze bonus beslissen. Het leven zal goed zijn,ook al is die vrije dag natuurlijk niet echt een vrije dag. Blijkbaar beschouwt men in Den Haag het niet geven van lessen als vrij. Hoe heerlijk toch, als er zo warm en fijn over je gedacht wordt.
Ik voorzie toch wel wat probleempjes: wat als er op een school nu echt geen excellente docenten zijn? Krijgen die dan straf, wordt hun salaris gekort en gaat dat naar het potje waar de exellente collega’s hun slijmbonus van krijgen? Oeps, wat zeg ik nou weer! Slijmbonus. Het flapt er zó maar uit. Of je met slijmen bij het management zoiets voor elkaar kunt krijgen. Nee, daarvoor missen wij eenvoudige docenten toch de helikoptervisie, en daarvoor is onze persoonlijke invloedscirkel te beperkt, ook al zijn wij misschien excellent in onze eigen optiek.
En scholen waar maar negentien docenten werken, of een basisschool met vijf zich uit de naad ploeterende collega’s, die zich zo’n vrije dag niet eens kunnen permitteren omdat ze veel te druk zijn met hun werk en te begaan met hun leerlingen. Die kunnen dus nooit excellent worden, want geen twintig personeelsleden en zo. Je zal toch op zo’n school werken, waar je tot in lengte van dagen in het zweet des aanschijns de onderwijsvernieuwingen en -ideeën over je heen voelt walsen. Dan had je maar geen docent moeten worden. Het onderwijs wordt een ratrace. Slecht één op de twintig zal excelleren, koste wat het kost. De rest, tja, die heeft gewoon te weinig aan uitbreiding van de persoonlijke invloedscirkel gedaan.
Vindt u mij nu al een irritant en zelfingenomen ventje? Ja hoor eens, er kan er maar één per twintig excellent zijn.
