Laatste schrikkeldag

Als je bijna dood bent verdwijnen alle rimpels uit je gezicht, en lijkt het of je weer jong wordt, ook al ben je negenentachtig jaar oud en is het lichaam op. Dat viel mij vanmiddag op bij het sterfbed van mijn moeder, van wie de laatste uren op deze schrikkeldag nu aan het wegtikken zijn, steeds meer haperend, stokkend, maar toch in grote rust.

Trekken verzachten. Het is wonderlijk hoe hier de naderende dood zachtjes en haast onmerkbaar de plek in neemt van het kloppende leven dat daar, in dat oude, fragiele lichaam wat nu wel Chinees porcelein lijkt, heeft bestaan.
Als de dood op deze manier tot je komt en op deze leeftijd, gaat het op de een of andere manier gepaard met schoonheid, die uitstraalt op allen die in die kamer aanwezig zijn. Als een kunstig beeldhouwwerk ligt haar kleine hoofd daar stil op dat grote kussen, in die kamer met dat gedempte licht. Elke ader, die heel zwak nog klopt, met zorg afgetekend in een uitgekiende compositie. Geen grotesk masker, maar serene rust.
Af en toe trilt een ooglid, beweegt de mond, en je bestudeert dat gezicht van heel dichtbij, waar je dat vroeger niet durfde, niet als volwassene tenminste. Alles heeft zijn plek, alles lijkt volmaakt, en is het ook. De laatste ademteugen strijken langs je wang en je voelt ze aan je lippen, als je zachtjes fluistert: “Het is goed, ik dank je wel”.

Het is 29 februari 2008, schrikkeldag, een unieke dag.

Gezellig: Dia’s met een terminaal hapje en drankje

Ik was op bezoek bij mijn moeder, die haar laatste momenten moet doorbrengen in een verpleegtehuis in Apeldoorn. Wie daar door de gangen loopt laveert tussen een gevarieerd aanbod van lichamelijke hulpmiddelen door. Rollators natuurlijk, verder po-stoelen, brancards, apparaten waaraan allemaal banden en kussens hangen, toestellen waarmee men in bad kan afzinken, en natuurlijk staan ook overal karretjes met schalen, steken, spuugbakjes, emmers, doosjes met medicijnen en allerlei onaangeroerde etenswaren, meestal in pap-vorm.

De kamerdeuren staan open, en daar ontwaar je dan menselijke gedaanten, die uitgemergeld op bedden liggen, met ingevallen mond starend naar het plafond; een enkeling heeft bezoek. Velen -want je loopt er vaker-  lijken nooit iemand aan het bed te hebben. En weer een dag later lijken sommigen sinds de vorige keer niet bewogen te hebben of is zo’n bed dan leeg.
In de recreatiezaal weerklinkt onderdrukt gemompel en gemummel, en het gerammel van lepeltjes in kopjes die enorm bevend naar de mond worden gebracht. Men hangt daar in groteske houdingen in de stoel of rolstoel, als woordeloze lappenpoppen die een trage moderne dans uitvoeren op een bizar theaterpodium. Oud worden, en dan je waardigheid behouden of moeten verliezen, beide vormen een kunst die heel veel vraagt.

Mijn moeder wees mij op een brief die in de lade van haar kastje lag. Die had zij gekregen van de activiteitenbegeleider van het tehuis.  Wie dagelijks activiteiten voor stervenden moet begeleiden, dient wel te beschikken over een creatieve geest. Wel, dat was hier duidelijk het geval. In samenwerking met uitvaartverzorger Monuta werden alle patiënten hartelijk uitgenodigd eens na te denken over de dood, en over welke mogelijkheden er wel niet waren om op een unieke manier de pijp uit te gaan.
Alle vragen zouden beantwoord worden op een speciale avond op 27 maart over “Gaan zoals je bent”. Nog even volhouden dus, nog even rekken. Een gastspreker zal op de bewuste avond aan een ongetwijfeld enthousiast publiek dia’s vertonen – van zijn laatste reis wellicht –  en vertellen over allerlei ontwikkelingen in de uitvaartzorg.
Ook de eigen inbreng in de vormgeving komt daarbij aan bod.  Na afloop van de avond kan iedereen nog even napraten “onder het genot van een hapje en een drankje”, ja, het staat er echt.
Ik zie zo’n avond al voor me: alle kamers leeggehaald, de zaal moet vol tenslotte, vooraan de lammen, blinden, doven en zij die nog slechts als plant liggen te vegeteren, zodat ook zij toch maar niets van het intrigerende schouwspel zullen missen. Op de tweede rij alle rolstoelen – al dan niet met ingebouwde po – en op de derde rij de wat gezonderen van lichaam en geest, die nog zelfstandig om een plekje in de uitpuilende zaal hebben kunnen vechten. Her en der torenen staketsels waaraan een infuus hangt.
Het geluidsvolume op tien, de presentator krijsend in de microfoon, laat de dia’s tot mij komen. Meneer, u daar in die rolstoel op de tweede rij, wel even bij blijven hè? Wilt u een kist van gewoon fineer of ons De Luxe model? Zal ik de dia nog een keertje laten zien? O, u bent blind, pardon.
De hapjes en drankjes gaan er ook nog in na afloop ja, al dan niet via de sondevoeding. Doe mij nog een scheutje pinda’s in de slang graag. En nu allemaal rap naar de kamer, want het is de hoogste tijd voor de nachtelijke dosis morfine. Vergeet u niet even dit contract te tekenen, ik hou uw hand wel vast als het wat moeilijk gaat.

Ik zal niet verder gaan, want ik word steeds kwader….
Verpleegtehuis, wat is dit hier? Voor mij geen Monuta meer, en voor mijn moeder ook niet als er nog aan te ontsnappen valt.

Een voorjaarsdagje stervensbegeleiding

 

Ja, hoe was jouw zaterdag? Nou, heel vermoeiend maar eigenlijk heel mooi en heel intens. Sommige dagen in je leven wil je niet gemist hebben: als kind bijvoorbeeld je verjaardag. Je kijkt er weken naar uit ( doe ik trouwens nog, en ik ben van plan dat tot aan mijn dood te blijven doen ), en zo’n dag die vliegt dan ook voorbij.
Vandaag leek een dag zonder einde en zonder tijd. Niet te missen. Een mooie dag.

Terwijl je soms hard moet schreeuwen omdat de oude oren van je moeder het niet meer horen, voer je toch een zacht gesprek. Gesprekken die je eigenlijk nooit hoopt mee te maken, maar waarvan je weet dat ze eens komen, als je geluk hebt, als je tijd hebt. Als je je kunt voorbereiden. En alles gaat dan eigenlijk vanzelf. Je gaat terug in de tijd, terug naar 1918 en de jaren daarna. Je bent in een andere wereld waar haast niet leek te bestaan. Toen niemand ooit gehoord had van begrippen als thuiszorg, stervensbegeleiding en hospices. Je hoort dingen van jezelf die je al lang vergeten was. Niks mis nog met haar geheugen. Er komt een zuster langs, liefdevolle zorg. Er zijn dus echt ook nog engelen op deze aarde. En inderdaad, ze zijn gekleed in wit.

Je hoort jezelf bij vlagen opgewekt praten: als u weer thuis bent gaan we een mooi ritje door de bloeiende boomgaarden maken, terwijl je weet dat alles dan voorbij zal zijn, als de bloesems bloeien. Acteren is een kunst en toch ook weer niet.
Tussen de middag er even uit voor een paar snelle boodschappen in de stad. “Ik zou wel een blikje bier lusten eigenlijk”. Wel, dat haal je dan, ook al weet je dat er maar een enkel slokje van genomen zal worden. Tien blikjes bier desnoods. Het maakt niet uit. Had ze om een sigaret gevraagd, dan had je dat ook gedaan, ook al rookte ze al vijftig jaar niet meer. Eet maar, drink maar, rook maar. Nee, het maakt niet uit. Ze weegt nog iets van 38 kilo. Heel geleidelijk word je ijler, doorzichtiger haast. Het zweven, het opstijgen naar dat oneindige daarboven is bijna begonnen, geen gewicht meer om mee te torsen.  Daar waar de hemel is. Daar waar je ouders zijn, die op hun beurt ook weer bij hun ouders zijn, en steeds maar door, terug naar het allereerste begin. Het wonder van de hemel. Opnieuw geboren.

Je neemt een bosje narcissen mee: wie weet ruikt ze nog wat van die geur toen narcissen nog echt naar narcissen roken. Als het maar aangeeft dat het voorjaar wordt. Je hoort de eerste merel zingen als de schemering na zo’n lange dag begint te vallen, en je zegt dat je er zeker tien hoort. Het wordt voorjaar. Het negenentachtigste voorjaar alweer.  Je hoort van alles over vroeger, soms al heel vaak gehoord, nu weer herhaald. Dat is niet erg. Nu kun je die stem nog horen, straks gaat dat alleen nog in je herinnering. Hoe zal dit jaar verlopen. Men zegt: Het is mooi als je de dingen goed kunt voorstellen. Wel, oud zijn, meer nog: oud voelen, hoe stel je je dat voor? Een mens zit prachtig in elkaar, volmaakt eigenlijk. Sommige dingen  – ook al zou je het willen – kun je je gelukkig niet voorstellen. Beter zo.

En later ben ik zelf zo ver, en dan hoop ik dat ik deze dag niet vergeten zal zijn, deze dag waarop ik de eerste merel weer hoorde zingen, speciaal voor ons daar in die stille schemerkamer.  Het wordt weer voorjaar. Een hele troost.