Wauwel in China (Deel 4 en slot )

internetshopChinezen lijken niet zonder lawaai te kunnen. Althans, in de grote steden. Wie door China gaat reizen voor z’n rust, moet daar dus niet heen. Je hoort dus overal geluid, afgezien van het voortdurende verkeersgeraas. Dat geluid bestaat uit muziek of Chinese instructies: beide worden de wereld in geblazen door tal van geluidsinstallaties, bij voorkeur zo hard mogelijk en van zo slecht mogelijke kwaliteit. Loop je ergens in een een redelijk stil park, zoals bijvoorbeeld op de muur bij Badaling of inhet park bij de Ming-graven in Beijing, dan is daar achter een boom wel op listige wijze een luidspreker verstopt waaruit geluid weerklinkt, in dit geval kalmerende muziek.
In de trein naar Xi’an werden wij ’s ochtends om zeven uur door de luidsprekers gewekt door een juffrouw die ons zoetgevooisd meedeelde dat zij nu “prettige muziek ter ontspanning” voor ons zou gaan draaien. Zo rijd je dus geheel ontspannen de heksenketel van Xi’an binnen, waar buiten de hekken ook weer een miljoen Chinezen op hun verwanten in de trein lijken te wachten, met alle bijbehorende herrie. Chinezen lijken voortdurend instructies te krijgen: bij het mausoleum van Mao wordt de onafzienbare rij wachtenden om de vijftig meter toegebruld door driftige mannen met megafoons – “DOORLOPEN! DOORLOPEN!” – ; op een druk kruispunt worden boven het verkeerslawaai uit galmende mededelingen gepleegd, en zit je ergens in Shanghai op een muurtje bij de Oriental Pearl Tower op adem te komen, dan stopt daar een bus voor je neus en begint daar een juffrouw ook weer door zo’n klein onverstaanbare Chinese kwaliteit-megafoontje een complete schreeuwpartij van vijf minuten te houden naar niemand in het bijzonder. Daarna rijdt de bus weg en komt de volgende aanrijden, waarna het ritueel zich herhaalt.

Onze reisleidster moet ongeveer haar stembanden hebben verloren bij haar pogingen het machinale gebrul van haar Chinese collega’s te overstemmen en in een enorme druipsteengrot stond ik doodsangsten uit omdat ik vreesde dat het megafoon-gegalm van de Chinese gidsen – die allemaal door elkaar heen kwaakten – mogelijk een ondergrondse beving zou kunnen veroorzaken zodat Wauwel, gespietst door stalagtieten, amechtig ter aarde zou zijgen.
De klank van het Chinees is ook ideaal om overal versterkt te laten doorklinken. Het is al niet te verstaan, en als dat dan ook nog in een erbarmelijke geluidfskwaliteit gebeurt, dan voel je je snel in een soort Dante’s inferno.
Waar vind je een bakkerswinkel die buiten zijn deur een geluidsbox van een meter hoog heeft staan, waaruit met 100 decibel dreunende gabberhouse-muziek klinkt? Waar vind je een mobieltjewinkel naast diezelfde bakkerswinkel die uit een nog grotere geluidsbox op vol vermogen militaire marsmuziek de wereld in slingert? Mocht je ondanks het misselijk makend gedreun in je maag toch nog trek hebben in een koekje, dan moet je jezelf eerst nog een stembandbeschadiging schreeuwen om bij de doof geworden bediende iets te bestellen. Laat staan dat je daarnaast nog de geluidskwaliteit van een mobieltje uit kunt proberen. Wie wil er in een “Internet, Tea en Coffeeshop” onder oorverdovend gekrijs z’n mail checken ( trouwens ook nog op een toetsenbord met Chinese tekens ) ?
Zo heb je kapperswinkels – die vreemd genoeg ook vaak massage met een “happy ending” aanbieden – met bonkherrie, kledingwinkels met bonkherrie, drogisterijen met bonkherrie en ook, nu niet schrikken, een tandarts, gewoon in de etalage met de deur open, die de patienten rustgevende bonkherrie voorschotelt tijdens het boren en trekken.

Hebben die mensen dan nooit rust? Jazeker, die zoekt men ’s ochtends vroeg. Bijvoorbeeld in Beijing of Shanghai, waar het om zes uur nog wonderlijk, plattelandsachtig stil is op de drukke verkeersaders. Men zoekt dan massaal ( dat weer wèl ) een stukje groen op en geeft zich volledig over aan Tai Chi: de trage bewegingen, vroeger behorend bij een Oosterse vechtsport, nu gebruikt om volgens vaste patronen volledig tot rust te komen en daarbij ook nog de spieren te trainen. Zo wandelde Wauwel op een zondagmorgen om zeven uur door een parkje waar honderden, voornamelijk oudere Chinezen bezig waren met dans, met mime, met waaiers en namaakzwaarden, met stokken met linten, met de paso-doble dansen met 300 paren tegelijk…. en alles ademde rust, rust, en nog eens rust. Het leek of je door een vertraagde film liep. Het jachtige leven in de grote steden kwam hier heel langzaam en geleidelijk tot stilstand en dat had ook een enorm louterende invloed op mij zelf. Die ochtend in dat park in Beijing was een van de hoogtepunten van de reis.

In Nederland is het vergeleken met China overal volledig uitgestorven. In Amsterdam en dorpje B. op de Veluwe hangt een serene rust, vergeleken met de hectiek van Beijing, Shanghai en Guangzhou. En toch heeft de bevolking hier bij ons veel meer stress; we missen blijkbaar iets wat de Chinezen met hun eeuwenoude cultuur tot het toppunt van rust en ontspanning heeft gebracht. We missen de tijd om onszelf nu eens echt over te geven aan het leven in een vertraagde film, het leven in slow motion. Dáár kan het, hier zou het moeten. We moeten weer eens tot tien leren tellen, weer eens diep inademen, en dan ook nog eens diep uitademen. Bijvoorbeeld ’s ochtends vroeg, met z’n allen, zonder schaamte, op het grasveldje in de buurt. Of, tijdens één van de vele treinstoringen op Utrecht Centraal: die hele hal vol gestrande passagiers allemaal volkomen ontspannen in de weer met waaiers, plastic zwaardjes en linten, of massaal aan het walsen. Heerlijk toch? Zo krijgen we weer eens tijd om ook het ogenschijnlijke niets doen te waarderen.

Eigenlijk wil ik morgen terug naar China.

O ja, voor wie toch liever wil jachten en jagen: hieronder nog een videoclipje van ons ritje met de Maglev Zweeftrein van Shanghai Airport naar Shanghai city. 431 kn. per uur.

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=otoB7aKC3pc[/youtube]

Wauwel in China ( deel 3 )

hurkVrienden hadden ons al gewaarschuwd: neem toch vooral veel wc-papier mee! Zo kwam het dat we met een gezonde voorraad in de koffer in Beijing arriveerden, na een reis waarbij je half en half verwachtte dat ook in het vliegtuig een Chinese hurkplee niet zou ontbreken.
In Frankrijk was een bezoek aan het toilet nog niet zo heel lang geleden al een angstwekkende ervaring, in het verre oosten zou het nog veel erger zijn. Ook veel stopmiddelen, ontstopmiddelen, toiletzittings-doekjes en  hygiënische vochtige doekjes ontbraken dus niet in de bagage, die al aardig op een dependance van het Kruidvat begon te lijken.

Gelukkig viel het allemaal redelijk mee, van de vier meegenomen rollen zijn er drie teruggekomen. De hotels hadden allemaal keurige potten, wel wat laag – met mijn lengte had ik af en toe het idee op een baby-potje te moeten hurken-, en als je onderweg ergens nodig moest dan zocht je gewoon een wat luxer hotel op om daar even fatsoenlijk te verpozen en gelijk weer een paar meter wc-papier mee te pikken.

Wat betreft toiletten en het ritueel daar omheen ben ik redelijk panisch; hoe gruwelijk is het om op een camping, nadat je eerst al pontificaal over het hele veld met een rol pleepapier – die op dat moment wel licht lijkt te geven – moet wandelen richting sanitairgelegenheid. Daar aangekomen wacht ik eerst tot alles is uitgestorven om vervolgens plaats te nemen in één der vertrekjes, die aan boven en onderkant ook al open zijn, ook zo iets verschrikkelijks. De deur sluit meestal ook maar half. Dat is dus afzien, zeker als er een persoon in de ruimte naast je plaatsneemt en je ongewild moet meegenieten.

In China kent men dergelijke gène niet. De stoelgang is daar een gemoedelijke en sociale aangelegenheid, zeker als dat gebeurt in openbare ruimtes zoals stations en dergelijke. Daar tref je toch nog wel veel van die hurktoestanden aan, en als het een klein beetje mee zit bevindt zich er soms ook nog een soort deurtje voor. Zo kon het gebeuren dat ik – door hoge nood gedwongen –  ergens tijdens een busstop bij een eetgelegenheid een dergelijke ruimte betrad. Richtingaanwijzers zijn niet nodig, je gaat gewoon op de geur af. Vijf toiletten op een rijtje. De eerste bleek een hurktoilet met onbestemde voorwerpen op de grond.
De volgende was bezet door een stevig tegen de deur duwend persoon, waarschijnlijk een mede-toerist.
De derde was open, de deur ontbrak, en daar bevond zich een Chinees, die al hurkend, de broek op de knieën,  de tijd doorbracht met het aandachtig spelen op een  spelcomputertje.
De overige twee heb ik maar niet eens meer geprobeerd, dan maar enige uren ophouden tot we in het hotel waren. Bij zo’n moment van contemplatie en bezinning wil je niet gestoord of afgeleid worden. Ooit, op vakantie in Noorwegen, ben ik eens op een uitgestorven hoogvlakte alle omliggende heuvels en bergen op- en afgerend om te controleren of er toch vooral niemand aankwam., voordat ik een door rotsen afgeschut plekje kon benutten.
Onze gids vertelde ons nog een opbeurend verhaal over het leven in de ‘Hutongs’, een soort volkswijken die tot voor kort het aanzien van Beijing bepaalden, maar die steeds schaarser worden. Daar gebruikten tot vijftien gezinnen elke ochtend het gezamenlijke toilet, wat bestond uit een aantal gaten in de grond. Echt iets voor mij, het leven in zo’n Hutong.
Op het grote station van Beijing, waar Amsterdam CS tien keer in kan, is voor veel Chinezen ook nog even de gelegenheid om – net als wij – vòòr de 1200 kilometer lange rit per nachttrein naar Xi’an  nog even naar het toilet te gaan. Het station was hoogst modern, de toiletten werkelijk uit de pré-historie. Er werd wel schoongemaakt hoor, maar ga er maar eens aan staan, met die volgens mij miljoen reizigers per dag. Eén van onze medereizigers had zich dus met dicht geknepen neus bekommerd laten zakken, toen onder het half hoge schotje door een zwabber verscheen, die twee keer tussen haar benen heen en weer werd gehaald, en vòòr je met je ogen kon knipperen was de schoonmaakbeurt weer voorbij.

Nee, dan het toilet in het Financial Building in Shanghai, de op één na hoogste toren ter wereld. Was de rit in de lift al een science fiction-achtige gelegenheid, het toilet zo mogelijk nog meer. Vòòr dat je daar trouwens belandde, werd je op elke hoek van de gang de richting gewezen door een knikkende en buigende Chinees in livrei, afdwalen was onmogelijk. Naast de verwarmde hight-tech toiletpot bevond zich een uitgebreid bedieningspaneel, wat onder andere de op de zitting uitgeoefende druk mat, en wat tevens allerlei suggesties deed voor een keur aan spoelbeurten in diverse temperaturen en straalvariaties.
Natuurlijk ook weer een aantal belangrijk uitziende knoppen met alleen Chinees opschrift, dus daar durfde ik niet op te drukken: vòòr je het weet wordt je drol op 492 meter hoogte de Chinese ruimte in gelanceerd. In China is alles mogelijk.