
Niet lekker geslapen, zo’n eerste nachtje thuis. Ergens mis je dat kleine wereldje van de afdeling in het ziekenhuis waar je een aantal nachten hebt doorgebracht, veilig verbonden met een aantal draden en machines, als een soort navelstreng. Elke beweging wordt geregistreerd, elk kuchje geeft een uitslag op de meters.Echt donker is het niet, je hoort af en toe de stem van iemand die over jou waakt, een moeder aan je kinderbedje, in dit geval echter broeder Gijs.
’s Ochtends de voltallige medische top van Nederland aan je bed, onder leiding van de professor. Of er nog een extra filmpje van mijn linker long gemaakt kan worden, want die lijkt niet meer honderd procent te werken, misschien zelfs helemaal niet meer. Zenuwtje geraakt waarschijnlijk. Had zelf nog niets van gemerkt, maar inderdaad, weer terug in de vertrouwde operatiekamer waar het zweet me weer uitbrak, kon je op de videoclip goed zien dat de ene long het minder goed deed. Instemmend gemompel van achter de loodhoudende schermen; ik was weer eens een uniek geval in de medische wetenschap. Met de verzekering dat alles goed zou komen werd ik dan losgekoppeld en moest ik het op eigen benen doen.
De eerste nacht voorzichtig heen en weer gedraaid, elk steekje was het begin van het einde, niet op de linkerzij durven liggen, want wie weet wordt je hart dan geplet. Maar goed, ik adem nog, alles klopt, ik leef weer.
