O spruitjes, groene kogels van de lust,
u wekelijks op mijn bordje is een absolute must.
Laat mijn geest toch laven aan uw groenig aangezicht,
sterk geurend in het kalme spaarlamplicht.
Ik zou nog wel een tijdje door kunnen gaan met een lofzang op deze begeerlijke knolletjes, door mijn kinderen in het algemeen zeer gehaat, en door velen met hen verguisd. Maar ja, mijn dochters zijn steeds meer uitwonend en sinds ook de jongste voor een aantal maanden naar Australië is afgereisd, kan de beer hier los. Kinderen zijn, hoe vooruitstrevend ook, wanneer het om eten gaat nogal van de vastigheid en regelmaat, en hebben een sterke voorkeur voor bepaalde soorten groenten en een enorme afkeer van een nog groter aantal groenten. Spruitjes – “Strontkogels”- horen daar meestal bij.
Waarom vind de ene mens spruitjes lekker en gruwt de andere er van? Voor zover ik weet is er nog geen toonaangevend wetenschappelijk onderzoek geweest naar deze vraag: waarom verschillen smaken toch zo op etensgebied? Nu ben ik zelf ook nogal een kieskeurig typje, en zo’n peperduur bordje haute cuisine met wat sprietjes en een kwakje saus over een paar onbestemde brokjes, nee. Dan maar liever boerenkool met worst of zuurkool met zo’n lillend stuk vier-uur-gesudderd zuurkoolspek. Althans, het vlezige gedeelte daarvan; die witte dril die er ook bijgeleverd wordt, daar halen zelfs onze katten nog hun neus voor op. Veel mensen lijken wel een beetje op katten: nèt zo kieskeurig en eenkennig als het om eten gaat. Alleen maar brokjes van merk A.
Vis, ook zoiets. Ik lust heel veel verschillende soorten eten, maar gekookte vis, nee. Er moet iets te bijten en te knagen zijn. Maar wel netjes. Laatst had ik met een innemende collega een diepgaande discussie over het consumeren van kippepootjes en van die oertijdbotten met stukken vlees er aan. Ik doe dat dus alleen maar met vork en mes. Gebakken vis en forel en dat soort dingen? Doe mij eigenlijk maar vissticks; geen geklungel met graten die je keel doorboren. Romantisch dineren zal voor mijn tafelgenoot dus een hele opgave zijn, wanneer je onder het geluid van een gevoelig spelende violist moet kijken naar iemand die bij kaarslicht en flonkerende rode wijn zijn Iglo vissticks naar binnen zit te schransen.
Ooit had ik eens een diner ter gelegenheid van een vijftig-jarig huwelijk of zo. Daarvoor was een etablissement uitgekozen wat typerend voor dat soort gelegenheden is. Nu gesloopt trouwens, restaurant Het Bolwerk in Haarlem. Biefstuk stond op het menu, en geen klein stuk ook. Ik ben niet zo”n biefstukmens, want dat moet rood van binnen en zo en dan schijn je het opgewekt en blij weg te moeten kauwen, zo’n bloederige homp. Dat ging dus niet lukken toen. Tien minuten zitten kauwen en kokken op een veel te groot stuk ( je wilt er snel van afwezen ) en dat vervolgens in een servet wegwerken waar nóg drie stukken zijn voorgegaan. Je komt wat tegen als ober.
Mijn vader was iemand van een goed stuk vlees, waar een randje vet aan moest zitten. Hele zondagmiddagen heb ik doorgebracht aan tafel, de rest van het gezin al lang vertrokken naar de voorkamer bij Meester G.B.J. Hilterman, maar kindje Wauwel moest nèt zo lang blijven zitten tot alle vlees – “Het beste van het beste!” – was opgegeten. In mijn geval betekende dat stukje bij beetje verdwijnen in de broekzak, zodat je met je hand begraven in een soort kil rottend lijkje eindelijk kon wegvluchten naar het toilet om daar de boel weg te werken. Ik neem het ze trouwens niet kwalijk, anders had ik ook nooit dit stukje kunnen schrijven. Zo had ik ook als kind te lijden onder stoofpeertjes, gekookte lof met heel veel paneermeel en bindmiddel, en als één van de ergste dingen lauwe zelf gekookte griesmeel of custardpudding met zo’n vel er op wat ‘knap’ zegt wanneer je er met je lepel door heen prikt.
Kinderen nu lijden volgens mij veel minder, ouders ook trouwens. Je rukt iets uit de magnetron, je vriest iets in wat ze wel lekker vinden en vlees met zeentjes bestaat niet meer of is vervangen door een snack in de vorm van een teddybeer. En nu ze het huis uit gaan komen hier weer de meest gruwelijke maar lekkere maaltijden op tafel. Op de meeste rare tijdstippen en plekken bovendien. Gedaan met orde en regelmaat, de vrijheid lacht ons toe. Spruitjes met kaassaus of op Indiase wijze bereid met kardamon, kerrie en kaneel, lof met ham en kaas.
Alleen nog die stoofperen…. nee, dan rest er voor mij de pizzaboer.
Heerlijk, spruitjes op allerlei manieren. Bij mij ging het zo”het ene kind was er dol op en de ander vond het vreselijk” En als kind ging er een schep appelmoes overheen zodat je alles moest eten!
Zó herkenbaar! Mag ik er ook nog gekookte andijvie aan toevoegen? Spruitjes zijn volgens mij echt mini kooltjes en geen knolletjes…. Maar dat maakt er dit verhaal niet minder hilarisch om. Geweldige blog om weer voor de blogparel te gaan!!!