
Afgelopen zomer was ik een aantal dagen in Caïro, trouwe lezertjes hebben daar al iets van gezien. Voor wie een aantal jaren in een dorpje op de Veluwe woont, is een bezoek aan de Egyptische hoofdstad nogal een openbaring. Er zijn overeenkomsten: beide gemeentebesturen zijn er van overtuigd een wereldstad onder de hoede te hebben, en je ziet in B. net zoveel van top tot teen in het zwart gehulde vrouwen als in Caïro, alleen hebben de eersten niet prachtig opgemaakte ogen en lopen ze ook niet met een mobieltje of een Prada-tasje. Ook qua bouwwoede zijn er overeenkomsten: beide plaatsen bouwen zich helemaal suf en nemen het daarbij met de regels niet al te nauw. Zestig procent van de woonblokken in Caíro is daar illegaal neergezet.
Er zijn natuurlijk ook verschillen: in B. zijn vermoedelijk veel meer kerkgenootschappen dan in Caïro, waar je heel simpel vijftien miljoen moslims en drie miljoen Koptische christenen hebt. Die laatste twee leven broederlijk naast elkaar, in B. leven de dertigduizend kerkgangers soms heel wat minder broederlijk langs elkaar.
In B. rijden geloof ik twee taxi’s rond, in Caïro lijken dat er ongeveer een miljoen te zijn. eigenlijk alleen maar taxi’s, met daar tussendoor ezelkarretjes, en allen, naar vermogen, op topsnelheid, waarbij men zich niet laat hinderen door snelheidslimieten, verkeerslichten of rijrichtingen. Tijdens een dodemansrit in een taxi uit 1960 ontwaarden wij midden op een zesbaansweg ( voor zover je van banen kunt spreken, want iedereen zwiert al toeterend van links naar rechts over de weg) een persoon in een rolstoel die zich al slingerend tegen het langs suizende verkeer van A naar B verplaatste. In Caïro moet je dus voortdurend voor je leven vrezen wanneer je je in het verkeer stort, en dat hoeft in B. eigenlijk alleen maar op zondagmorgen voor kerktijd.
Een ritje van een half uur – van de ene wijk naar de andere – met zo’n taxi kost in Caïro maximaal € 2,50 waarbij de taxichauffeurs je nog een hele straat achterna rijden om je toch vooral maar in hun door elektriciteitsdraden, plakband en aangekoekt vuil bijeengehouden voertuig te krijgen. Tijdens het rijden wordt er natuurlijk met één hand gebeld, gerookt, de loszittende buitendeur vastgehouden, en met de andere hand enigszins gestuurd en getoeterd, waarbij de chauffeur ook nog half omgedraaid wil weten hoe je heet en waar je vandaan komt en of je vrouw misschien je dochter is en of ze nog vrij is en of ze niet met hem wil trouwen. De conversatie wordt sowieso wat bemoeilijkt door het rammelen van allerlei versleten onderdelen van de auto, de loeiende motor, door de scheurende geluiden uit de versnellingsbak, door de radio die uit de versleten luidsprekers op maximaal volume een toespraak van de iman of Arabische muziek laat horen en door het feit dat je met de benen van je medepassagiers in je nek zit, want in een vierpersoons auto passen met gemak nog zes of zeven zweterige inzittenden.
Dan is een veertig euro kostend ritje van Barneveld naar Nijkerk toch een wat kabbelend en bedaagd gebeuren.
“Problem, problem!” roept onze chauffeur Mohammed met een dikke grijns, zet de auto doodgemoedereerd midden op de weg stil en stapt uit om zijn bumper op te rapen, die met luid geraas van het voertuig is afgevallen en enige tientallen meters achter ons op straat ligt, nèt ontweken door aanstormend verkeer. Dat er daardoor dan ook nog een aanrijding tussen twee andere taxi’s wordt veroorzaakt is geen enkel probleem. Alles zit toch al vol met deuken, want dit is wèl Caïro, en daar doet men niet moeilijk over het leven. Aardige mensen, die Egyptenaren.
