Morgen reist Wauwel af naar het Edubloggers-diner in Utrecht. De crème de la crème van lieden die een weblog bijhouden over onderwijs, zal daar verzameld zijn om zich te goed te doen aan gepocheerde kwartel-eitjes, amuses, kaviaar, fricassee met lamsvlees, hertentestikels en wat zo nog meer ter tafel komt. Dat alles in een stijlvolle, klassiek ingericht ambiance. Wel eigen kosten natuurlijk. Zoiets vermoed ik tenminste, want ik ben daar voor het eerst en nog lang geen crème de la crème.
Als het gaat om diners in onderwijstijd ben ik namelijk groot gebracht in een wat simpeler omgeving. Er zijn van die dagen dat het management voor het dankbare personeel een opfriscursus of bijscholingsdag heeft bedacht. Of een ouderavond die om zes uur begint. Of een hele middag en avond workshops. In het algemeen laat men dan de afhaalchinees aanrukken, en kun je, gezeten in de docentenkamer onder onbarmhartig tl-licht, waarin de bapi-pangang een ongezonde kleur krijgt, nog mooi wat correctiewerk verrichten terwijl de slierten mihoen langs je kin druipen. “Meneer wat zitten daar voor vlekken op mijn proefwerkblad!”
Je tapt nog een bakje koffie in een plastic bekertje uit de automaat of je ontkurkt een flesje Heineken aan de rand van de krat. De gesprekken zijn niet anders dan in de doorsnee-pauze, af en toe onderbroken door het geluid van de zoemer.
Ik pleit dus nu voor een docentenkamer met kroonluchters, een groot perzisch tapijt op de vloer, koffie uit een roemer of een kristallen karaf en ruime chesterfields om onder het genot van een sigaar en een in het haardvuur glinsterend glas goede cognac, nog even wat probleemleerlingen na te bespreken. Zoiets schept natuurlijk een warme betrokkenheid bij het onderwijs-instituut waar ik werk.
De rekening van het diner morgenavond ga ik ook maar declareren bij mijn management. Wegens Life-long-learning en zo. Dat schept vanzelfsprekend ook bij hen een warme betrokkenheid. Een tevreden en nog amechtig na-hikkende docent is een goede docent.
