Het onderwijs telt tegenwoordig flink wat managers. Vroeger heette zoiets gewoon bovenmeester of directeur, maar nu spreken we geheel eigentijds over “managementteam”, want het in je eentje runnen van een onderwijsinstituut is tegenwoordig schijnbaar een onmogelijke opgave. Veel scholen beschikken dus over een steeds verder uitdijend managementteam en een steeds verder krimpend docententeam. Docenten – een woord wat vaak gelijk staat aan “kritische en behoudende zeurkousen” worden immers in toenemende mate vervangen door goedkopere onderwijsassistenten of door toevallig langslopende lieden, die men een woordje Engels of Nederlands heeft horen spreken en die dus wel even op contractbasis een aantal van die lesjes kunnen verzorgen.
Het bestieren van een onderwijsorganisatie vergt dus meer en meer tijd, daar heb je dus steeds meer medestanders voor nodig en daarbij wil je niet te veel gestoord worden met vraagjes als “Mijn rooster klopt niet, waar is mijn klas?” of “Kan ik de vrijdagmiddag voor de meivakantie al weg want ik heb al geboekt”. Je zorgt dus dat je als managementteam een redelijke bereikbaarheidsdrempel opwerpt in de vorm van bijvoorbeeld een flink aantal lange gangen waar je door heen moet wandelen, of afspraken alleen via het secretariaat en dan drie weken van te voren in tweevoud indienen, of – veel mooier nog – ver weg van de lespraktijk een eigen gebouw voor iedereen die tot het managementteam behoort of daartoe ooit hoopt te behoren.
Nu ken ik een school waar het management een manier heeft gevonden om op ludieke wijze toch nog in contact te treden met het gewone volk, met de docenten dus. Tijdens de koffiepauzes gaat zoiets niet, want vergaderen en zo, dus is er nu op wekelijkse basis een lokaal etablissement afgehuurd waar de docent, met de pet in de hand, zómaar, zonder te vragen, onder het genot van een drankje en een nootje, de leidinggevenden mag benaderen om in ongedwongen sfeer het hart uit te storten. Op kosten van de school! Wat heerlijk toch. Zomaar, zonder dossier op tafel, met een echte meerdere kunnen praten, over koetjes en kalfjes, in diens natuurlijke habitat: de kroeg? Voor het betere netwerken? Voor het wij-gevoel? Met dubbelslaande tong op audiëntie, als het gesprek een beetje té gezellig wordt?
Geen goed plan, lijkt me. Als ik op zo’n school zou zitten, dan zou ik graag het management willen ontmoeten in de ongedwongen, dan maar wat minder gezellige sfeer van de personeelskamer, achter een eenvoudig bekertje schoolkoffie. Daar waar je ze zou moeten verwachten. Op de werkvloer. En die plek blijkt steeds moeilijker te vinden op veel scholen.
Hoi Rien,
Toch heb ik flink zaken gedaan bij die borrelnootjes, dus het lijkt me niet voor iedereen onnodig of vergeefse moeite.