
Wij Nederlanders zijn eigenlijk niet aan warme dagen gewend. Hoe gaat dat: de zon gaat een keertje flink schijnen, men heeft Pinksterdag en gelijk trekt het voltallige gepeupel er op uit, rijkelijk voorzien van kratten bier, luide disco-herrie, veel sigaretten en opgedoft schreeuwerig vrouwvolk en hup, de auto in om in de file te belanden. Dat gaat natuurlijk mis. Warmte, drank, herrie en er hoeft ook maar iets te gebeuren of men gaat elkaar met bijvoorbeeld hamers te lijf, zoals dit weekend op de boulevard in Scheveningen. Altijd belangrijk om een hamer mee te nemen als je een dagje naar het strand gaat, ja.
Nu kan ik me bij dit alles wel iets voorstellen. Soms heb ik het gevoel ook in een tokkie-buurt te wonen, zo’n buurt waar ze nu al de huizen oranje aan het schilderen zijn in verband met de naderende voetbal-kampioenschappen. Hier is dat allemaal een tikje bedaagder, want wèl dorpje B. op de Veluwe, maar naarmate je ergens langer woont lijkt het wel op de plaats van de beschaving steeds meer wordt ingenomen door families Neanderthalers.
Al enige jaren heb ik andere buren. Aan de ene kant heeft men alles wat ook maar enigszins naar groen neigde vervangen door torenhoge speeltuigen waar de Efteling een puntje aan kan zuigen. Dat heeft tot gevolg dat ik langs de schutting inmiddels een soort ondoordringbaar oerwoud aan het kweken ben, met naar ik hoop veel giftige en vleesetende planten die met hun tentakels weer een irritant kindje van de glijbaan, de klimbaan of de reuzentrampoline plukken.
Aan de andere kant woont een jongetje wat van ’s ochtends vroeg tot liefst ’s avonds laat ergens tegen aan moet slaan of trappen. Met een hamer op een plankje, tegen een voetbal of – ik krijg soms die indruk – met z’n eigen kop tegen de muur. Er staan zelfs twee heuse voetbaldoelen in de tuin, hetgeen mijn aversie tegen deze randdebielensport nog veel groter maakt. Op lawaai ga je letten. Is het een keertje rustig, wat nog maar zelden het geval is, dan voel je je niet prettig want het is niet normaal wat dan gebeurt. Zodra het tikken, trappen, springen, meppen,stuiteren, boinken en schreeuwen weer losbarst, voel je je weer op je gemak.
Soms zou je willen in het Oost-Duitsland uit de Koude Oorlog te leven. Die Mauer aan weerszijden van mijn tuin, met wachttorens en zoeklichten. een enorm niemandsland daarachter, een patrouillerend wagentje met Vopo’s. Ik was dan hoogstwaarschijnlijk Stasi-informant geweest, met als specialiteit irritante buurkinderen. Das Leben der Anderen. Ze maken wel èrg veel Leben. Vannacht droomde ik zelfs al van zo’n buurkindje, dat met z’n skelter mijn auto dreigde aan te vallen.
Er moet maar gauw een nieuwe ijstijd komen. Dan koelen we allemaal weer een beetje af.
