“Meneer, heeft u nog wat leuks meegemaakt in de vakantie?”
“Och, ik heb mijn moeder in mijn armen zien sterven”. Dat zal ik maar niet zeggen als ik weer op school ben. En toch, toen dat unieke moment gisteren dààr was, overviel mij een ongekend gevoel van rust en schoonheid. Je hoopt het eigenlijk niet mee te maken, maar ieder weet dat je een keer je dierbaren zult verliezen. Als je je daar gedurende een aantal maanden op kunt voorbereiden is dat natuurlijk een zegen, het komt niet onverwacht, maar ervoor oefenen kun je niet. En als je het ook nog nooit hebt meegemaakt weet je ook niet hoe dat zal zijn.
Een mens zit werkelijk volmaakt in elkaar op momenten dat het nodig is, en dus voelde ik in die laatste ogenblikken dat nu het moment van definitief op reis gaan was aangebroken. Daar heb je geen sterfscenes in films voor nodig, die lijken werkelijk nergens naar als je het eenmaal zelf hebt meegemaakt. Maar je gevoel laat je op zo’n moment niet in de steek.
Slechts enkele minuten daarvoor was nog een zuster geweest, die de regelmatig toegediende doses morfine en slaapmiddel controleerde, en zij merkte op dat haar doorbloeding nog sterk was. Wij maakten ons op voor weer een lange dag van waken. Als je lichaam al maanden op één glas vocht per dag kan teren, dan gaat je oude hart stug door, en als je geest nog volledig helder is, dan duurt het leven in een lichaam wat eigenlijk niet meer wil en kan wel heel erg lang. Leven tot de dood, waar normaal de tijd steeds sneller gaat naarmate je ouder wordt, lijkt dan een steeds trager verlopende worsteling in een dikke brij van tijd.
Ooit was ik op een onderwijsbeurs, waar twee jonge dames in de kracht van hun leven mij wel even wilde demonstreren hoe het voelt om oud te zijn, in het kader van een lespakket over geriatrie. “Zo voelt het als u zestig bent, meneer”, en zij gespten mij een soort corset om de armen.
“En zo is het bij zeventig. Til uw hand eens op” en nog meer corsetten werden aangehangen. “Nu uw benen graag, en we leggen nog iets om uw nek”. Zo is het dus als je tachtig bent, en dat, terwijl ik mij nu al soms zo moe voel.
“En nu wat heen en weer lopen graag, u bent nu negentig”. Tientallen jaren verouderen in een paar minuten, en je geest die dat beseft en denkt van “Goh, wat fijn dat het bij mij nog niet zo is…..”. Bevrijding als je wegloopt, en ook weer het gevoel van even twintig zijn.
Alles went, zegt men. Maar oud worden met een geest die dat niet wil, dat moet toch moeilijk zijn. Allen die je liefhad om je heen, die zijn verdwenen. Met het licht in je ogen en het geluid in je oor en de geuren in je neus verkleint de wereld zich steeds meer tot een kamer in een verpleegtehuis, tot een engel in het wit -want dat waren de verpleegsters van de instelling waar zij lag- , die met een doekje je oude lippen wat bevochtigt omdat je zelf de kracht daar niet mee voor hebt.
“Ben ik nu al dood?” vroeg zij één dezer dagen aan zo’n engel, toen zij even uit een halfslaap ontwaakte. Maar nee, een aantal uren nog. Leven voor de dood wordt bijna leven na de dood.
Wat moet je zonder geloof? Mijn moeder is nu in de hemel. Met het steeds zachter worden van haar ademteugen, en haar ogen die mij, ongekend helder nu, als alleen een moeder haar kind kan bezien, gevangen hielden, was ik getuige van één van die niet te missen wonderlijke momenten in een mensenleven: geboorte, en nu dan dood. Ik kan het iedereen aanraden.
En nu weer terug naar het begin van dit verhaal. Ik weet dat er leerlingen zullen zijn, die dat gaan vragen. Vaak blijven ze napraten, over de dingen die zij hebben meegemaakt. Meestal leuk, koetjes en kalfjes. Maar soms is het anders. Zestien, zeventien zijn ze, nog helemaal aan het begin. En sommigen hebben alles al meegemaakt wat ik nu beschrijf. Je weet het van een aantal. En die zal ik het zeggen. Alleen aan hen. Want zo’n vakantie maak je niet vaak mee.